Ga naar inhoud

Éxodus 36

DE DELEN VAN HET HEILIGDOM WORDEN VERVAARDIGD.

I. Vers 1-7🔗

Toen de beide genoemde werkmeesters zich aan hun arbeid willen begeven en alle kunstwerkers, die zich opgewekt voelen, het werk onder de leiding van de eersten te verrichten, zich bij hen voegden, gaf Mozes hun de reeds door het volk aangebrachte hefoffers; iedere morgen wordt hier nog zo veel bijgevoegd, dat de arbeiders verklaren, dat er nu meer dan genoeg bouwstoffen voorhanden zijn, waarop het verder bijdragen ophoudt.

1. Toen wrocht, 1) maakte zich tot de arbeid gereed, Bezßleël en Ahóliab, en iedereen, die wijs van hart was, aan wie de HEERE wijsheid en verstand gegeven had, om te weten, hoe zij maken zouden elk werk ten dienste van het heiligdom naar alles, dat de HEERE geboden had.

1) Of, Zo maken.

2. Want Mozes had geroepen Bezßleël en Ahóliab, en iedereen, die wijs van hart was, in wiens hart God wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen had, dat hij toetrad (hoofdstuk 35:10) tot het werk, om dat te maken.

3. Zij dan namen van voor het aangezicht van Mozes het gehele hefoffer, dat de kinderen van Israël gebracht hadden, tot het werk van de dienst van het heiligdom, omdat te maken; daarmee had echter de toevloed (hoofdstuk 35:20 vv.), van bouwstoffen nog geenszins een einde; doch zij brachten tot hem ook verder, als het werk reeds aangevangen was, nog elke morgen vrijwillig offer.

4. Daarom kwamen alle wijzen, die al het werk van het heiligdom maakten, ieder man van zijn werk, dat zij maakten.

5. En zij spraken tot Mozes, zeggende: Het volk brengt te veel, meer dan genoeg is ten dienste van het werk, dat de HEERE geboden heeft te maken.

6. Toen gebood Mozes, dat men een stem zou gaan laten door het leger, zeggende: Man noch vrouw maakt geen werk meer ten hefoffer voor het heiligdom! Zo werd het volkteruggehouden meer te brengen.

7. Want aan stof was er overvloedig genoeg tot het gehele werk, dat te maken was; ja, er was over; 1) er was meer dan men nodig had.

1) De ijver van het volk van het Oude Testament was zeer te roemen, daar zij zó vrijwillig en overvloedig hun kostbaarheden en wat verder voor het heiligdom nodig was, aanbrachten, dat hun nog moest gezegd worden, dat er niets meer nodig was. Hiermee hebben zij enigermate hun zonde van afgoderij willen goed maken, waartoe zij ook zo bereidwillig hun vermogen hadden gegeven (hoofdstuk 32:3). Het is zeer beschamend voor het volk en de gemeenten onder het Nieuwe Testament, dat men zo karig tezamen brengt, wanneer tot bevordering van een geestelijk heiligdom ook het tijdelijk vermogen gevorderd wordt.

II. Vers 8-38🔗

Bij de volvoering van het werk wordt het eerst het bouwen van de woning zelf ondernomen; vooraf worden de tapijten en deksels, dan de stijlen en richels, hierop de beide voorhangsels met de zuilen, haken en staven gereed gemaakt, geheel overeenkomstig de bepalingen (hoofdstuk 26).

8. Alzo maakte een iedere wijze van hart, onder degenen, die het werk maakten, naar Bezßleëls en Ahóliabs leiding, de tabernakel, de voor de binnenste wanden bestemde eerste bedeksels (hoofdstuk 26:1-16), van tien gordijnen, van getwijnd fijn linnen, en hemelsblauw, en purper, en scharlaken met cherubim; van het allerkunstigste werk maakte hij ze, naar de regels van de kunst weefden zij cherubbeelden en andere figuren in de grondstof.

9. a) De lengte van een gordijn was van acht en twintig el, en de breedte van een gordijn van vier el; al deze gordijnen hadden één maat.

a) Ex.26:2

10. En hij, Bezßleël, met behulp van zijn arbeiders, voegde voor een afdeling vijf gordijnen, het een aan het andere; en hij voegde de vijf andere gordijnen, het een aan het andere.

11. a) Daarna maakte hij strikjes van hemelsblauw aan de kant het ene gordijn, aan de zoom van elk van de beide tapijten, aan het uiterste in de samenvoeging; hij deed het ook aan de uiterste kant van het tweede samenvoegende gordijn.

a) Ex.26:4

12. a) Vijftig strikjes maakte hij aan het ene gordijn, en vijftig strikjes maakte hij aan het uiterste van het gordijn; dat aan de tweede samengevoegd was; b) deze strikjes vatten het een aan het andere, zó, dat de lussen van het ene tapijt juist tegenover die van het andere stonden.

a) Ex.26:10 b) Ex.26:5

13. Hij maakte ook vijftig gouden haakjes, en voegde de gordijnen van de een en van de andere afdeling samen, de een aan de andere, met deze haakjes, dat het een tabernakel, een de gezamelijke wanden van de woning overkledend tapijt werd.

a) Ex.26:6

14. Verder maakte hij gordijnen van geitehaar, tot een tent, tot een bedeksel over de tabernakel, geheel naar de bepalingen (hoofdstuk 26:7-11); van elf gordijnen maakte hij ze.

15. De lengte van een gordijn was dertig el, en vier el de breedte van een gordijn; deze elf gordijnen hadden een maat.

16. En hij voegde vijf gordijnen samen op bijzondere wijze; wederom zes van deze gordijnen op bijzondere wijze, want ook dit bedeksel moest evenals de andere tapijten, uit twee, hoewel niet even grote afdelingen bestaan.

17. En hij maakte vijftig strikjes aan de kant van het gordijn, die de uiterste in de samenvoeging was; hij maakte ook vijftig strikjes aan de kant van het gordijn van de andere samenvoeging, om deze met de vorige te verbinden.

18. Hij maakte ook vijftig koperen haakjes om de tent, dit tot uitwendige overkleding bestemd en uit twee afdelingen bestaand bedeksel, samen te voegen, dat zij één ware.

19. a) Ook maakte hij voor de tent, om over de buitenste omkleding van de tent te doen, een deksel van roodgeverfde ramsvellen, en daarover een deksel vandassenvellen.

a) Ex.26:14

20. Hij maakte ook, nadat hij zo alle vier de deksels gereed had, aan de tabernakel stijlen van staand sittimhout om daarover die deksels te hangen, deze stijlen werden naast elkaar in de hoogte gesteld (Ex.26:15-30).

21. a) De lengte van een stijl was tien el, en anderhalve el was de breedte van elke stijl.

a) Ex.26:16

22. a) Twee houvasten had een stijl, als sporten in een ladder gezet, het een naast het andere, om daardoor aan de stijl, dat ernaast geplaats werd te worden verbonden; zo deed hij het met al de stijlen van de tabernakel.

a) Ex.26:17

23. a) Hij maakte ook (alzo) de stijlen tot de tabernakel: twintig stijlen naar de zuidzijde zuidwaarts.

a) Ex.26:18

24. a) En hij maakte veertig zilveren voeten onder de twintig stijlen; twee voeten onder een stijl, aan zijn twee houvasten, en twee voeten onder een andere stijl, aan zijn twee houvasten.

a) Ex.26:19

25. a) Hij maakte ook twintig stijlen aan de andere zijde van de tabernakel, aan de noordhoek.

a) Ex.26:20

26. a) Met hun veertig zilveren voeten; twee voeten onder een stijl, en twee voeten onder een andere stijl.

a) Ex.26:21

27. a) Doch aan de westzijde van de tabernakel, maakte hij zes stijlen.

a) Ex.26:22

28. a) Ook maakte hij twee stijlen tot hoekstijlen van de tabernakel, aan de beide zijden.

a) Ex.26:23

29. a) En zij waren van beneden als tweelingen samengevoegd, zij waren ook als tweelingen aan diens boveneinde samengevoegd met een ring; zo deed hij met die beide aan de twee hoeken.

a) Ex.26:24

30. a) Alzo waren er in het geheel aan de achterzijde acht stijlen, waarvan de beide uiterste tevens de slotkanten van de beide zijwanden bedekten, zodat deachterzijde slechts 10 el lengte in het licht had; hij maakte ze met hun zilveren voeten, zijnde zestien voeten: twee voeten onder elke stijl.

a) Ex.26:25

31. a) Hij maakte ook richels van sittimhout, die de stijlen, welke door middel van de houvasten in de onderstukken vaststonden, samenhielden; vijf aan de stijlen van de ene zijde van de tabernakel.

a) Ex.26:26

32. a) En vijf richels aan de stijlen van de andere zijde van de tabernakel, als ook vijf richels aan de stijlen van de tabernakel, aan de beide zijden westwaarts.

a) Ex.26:27

33. a) En hij maakte de middelste richel doorschietende in het midden van de stijlen; hij maakte de middelste van deze driemaal vijf richels zó, dat zij midden door de doorboorde stijlen heengingen, van het ene einde tot het andere einde.

a) Ex.26:28

34. a) En hij overtrok de stijlen met goud, en hun ringen (de plaatsen voor de richels) maakte hij van massief goud; de richels overtrok hij evenals de stijlen ook met goud.

a) Ex.26:29

35. Daarna maakte hij, om het Allerheilige van het Heilige te scheiden, een voorhang (Ex.26:31-33) van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getwijnd linnen; van het allerkunstigste werk maakte hij die, met cherubim en andere beelden bewerkt.

36. a) En hij maakte daartoe vier pilaren van sittimhout, die hij overtrok met goud; hun haken, waarmee het opgehangen werd, waren van goud en hij goot hun vier zilveren voeten, onderstukken, in de gaten waarvan de pilaren geplaatst werden.

a) Ex.26:32

37. a) Hij maakte ook aan de deur van de tent, als voorhangsel voor de voorste ingang, een deksel van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getwijnd linnen, geborduurd werk, met strepen of blokken geweven.

a) Ex.26:36

38. a) En de vijf pilaren daarvan, en hun haken, om het tapijt vast te maken; en hij overtrok hun hoofden of kapitelen, en diens banden met goud; en hun vijf voeten, waarin de pilaren moesten staan, waren van koper.

a) Ex.26:37