Éxodus 37
OVER ENIGE GEREEDSCHAPPEN VAN HET HEILIGDOM.
I. Vers 1-29🔗
Nu volgt de vervaardiging van de gereedschappen van de tabernakel, namelijk van de Ark van het Verbond, de tafel van de toonbroden, de kandelaar en het reukaltaar; verder de vervaardiging van de heilige zalf en het reukwerk, geheel volgens de eerder daaromtrent gegeven bepalingen (hoofdstuk 25 en 30).
1. Alzo a) maakte Bezßleël de Ark van sittimhout; twee en een halve el was haar lengte, en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte.
a) Ex.25:10
2. En hij overtrok ze met louter goud, van binnen en van buiten; en hij maakte een gouden krans rondom.
3. En hij goot hiervoor vier gouden ringen, aan haar vier hoeken, zo dat twee ringen op de ene zijde waren, en twee ringen op haar andere zijde.
4. En hij maakte handbomen van sittimhout, en hij overtrok ze met goud.
5. En hij stak de handbomen in de ringen, aan de zijden van de Ark, om de Ark te dragen.
6. Hij maakte ook een a) Verzoendeksel van louter goud: twee en een halve el was de lengte, en anderhalve el de breedte.
a) Ex.25:17-20
7. Ook maakte hij twee cherubim van goud; van massief werk maakte hij ze, uit de beide einden van het Verzoendeksel.
8. a) Een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en de andere cherub uit het andere einde aan de andere zijde; uit het Verzoendeksel maakte hij de cherubim uit beide einden.
a) Ex.25:19
9. a) En de cherubim waren de beide vleugels omhoog uitbreidende, bedekkende met hun vleugels het Verzoendeksel; en hun aangezichten waren tegenover elkaar; de aangezichten van de cherubim waren naar het Verzoendeksel.
a) Ex.25:20
10. a) Hij maakte ook een tafel van sittimhout; twee el was haar lengte, en een el haar breedte; en anderhalve el haar hoogte.
a) Ex.25:23
11. a) En hij overtrok ze met louter goud; en hij maakte een gouden krans, van boven daaraan, rondom.
a) Ex.25:24
12. a) Hij maakte daaraan, onderaan het tafelblad, ook een lijst rondom, een hand breed; en hij maakte een tweede gouden krans rondom deze lijst.
a) Ex.25:25
13. a) Hij goot ook vier gouden ringen daaraan; en hij zette de ringen aan de vier hoeken, die aan de vier voeten waren.
a) Ex.25:26
14. a) Tegenover de lijst waren de ringen tot het plaatsen van de handbomen, om de tafel te dragen.
a) Ex.25:27
15. Hij maakte ook de handbomen van sittimhout; en hij overtrok ze met goud, om de tafel te dragen.
16. a) En hij maakte het gereedschap, dat op de tafel zijn zou, haar schotels, voor de broden, en haar reukschalen voor de wierookgaven, en haar kroezen en haar platelen, (met welke zij bedekt zou worden) 1) vanlouter goud.
a) Ex.25:29
1) Liever "haar plengschalen, om plengoffers mee te verrichten.".
17. a) Hij maakte ook een kandelaar van louter goud. Van massief werk maakte hij deze kandelaar, met zijn schacht en zijn rieten; zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen waren uit hem, als een eenvoudig sieraad.
a) Ex.25:31
18. a) Zes rieten nu gingen rechts en links, uit zijn zijden: drie rieten van de kandelaar uit de ene zijde, en drie rieten van de kandelaars uit de andere zijde.
a) Ex.25:32
19. a) In het een riet waren drie schaaltjes, in vorm zoals amandelnoten, een knoop, een kogelvormig versiersel, en een bloem; en drie schaaltjes zoals amandelnoten in een ander riet, een knoop en een bloem; zo waren die zes rieten, die uit de kandelaar gingen.
a) Ex.25:33
20. a) Maar aan de kandelaar zelf waren vier schaaltjes, zoals amandelnoten, met zijn knopen, en met zijn bloemen.
a) Ex.25:34
21. a) En daar was een knoop onder twee rieten, uit deze gaande, ook een knoop onder twee rieten, uit deze gaande; nog een knoop onder twee rieten, uit deze gaande; zo was het met de zes rieten, die uit deze gingen; dusoveral waar twee rieten, het een rechts en het andere links uit de standaard uitgingen, was er een knoop onder; zijn vierde versiering had de standaard boven tussen het derde paar armen en de lamp, die op de spits stond.
22. a) Hun knopen en rieten waren uit hem; het was allemaal een massief werk van louter goud, en de zijrieten vormden door de knopen, waarbij zij aan de standaard zaten, één geheel met de kandelaar, die uit fijn goud gemaakt was.
a) Ex.25:36
23. a) En hij maakte hem zeven lampen; die boven aan de zeven zijarmen en aan de standaard moesten geplaatst worden; zijn snuiters en zijn blusvaten, dompers, waren van louter goud.
a) Ex.25:37,38
24. a) Hij maakte deze uit een talent louter goud, met al zijn vaten.
a) Ex.25:39
25. a) En hij maakte het reukaltaar van sittimhout; een el was zijn lengte en een el zijn breedte, vierkant, maar twee el zijn hoogte; hieruit waren zijn hoornen.
a) Ex.30:1,2
26. a) En hij overtrok het met louter goud, zijn dak, de bovenste platte vlakte, en zijn wanden rondom, als ook zijn hoornen; en hij maakte een gouden krans rondom.
a) Ex.30:3
27. a) Hij maakte ook twee gouden ringen daaraan, onder zijn krans, aan zijn twee hoeken, aan zijn beide zijden, tot het plaatsen van de handbomen, dat men het daarmee droeg.
a) Ex.30:4
28. a) En hij maakte de handbomen van sittimhout, en hij overtrok ze eveneens met goud.
a) Ex.30:5
29. a) Hij maakte ook de heilige zalfolie, die tot wijding van het heiligdom en de priesters bevolen, maar voor ander gebruik verboden was, en het reukwerk van de zuiverste welriekende specerijen, die bij het dagelijks reukwerk moesten aangestoken worden, naar apothekerswerk.