1 Johannes
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN, VAN DE EERSTE ALGEMENE BRIEF VAN DE APOSTEL JOHANNES🔗
Hoewel de voortdurende overlevering in de kerk verklaart, dat deze brief geschreven werd door de apostel Johannes, kunnen wij enige bewijzen daarvoor opmerken, die de zekerheid van deze overlevering bevestigen en in zeker opzicht in kracht overtreffen. Het blijkt dat de schrijver een van de twaalven was, door de duidelijke verklaring der zekerheid, die hij had van de waarheid van de persoon des Middelaars in Zijn menselijke natuur: Hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het woord des levens, vers 1.
Hij spreekt hier ook van het bewijs, dat de Heere aan Thomas gaf van zijn opstanding, door hem te roepen om de littekenen van nagelen en speer te betasten, hetgeen ons door Johannes is meegedeeld. En deze is een geweest van de discipelen, die tegenwoordig waren toen de Heere kwam op de dag Zijner opstanding en hun zijn handen en zijn zijde toonde, Johannes 20:20. Maar opdat wij met zekerheid zouden weten wie de apostel was, die dezen brief schreef, is er nauwelijks een onderzoeker tot oordelen bevoegd over gedachtegang, stijl, bewijsvoering en strekking, of hij zal deze brief toekennen aan de schrijver van het Evangelie, dat de naam van de apostel Johannes draagt.
Die beide geschriften komen merkwaardig overeen in de namenen karaktertrekken van de Verlosser: Het Woord, het leven, het licht, Zijn naamwas het Woord Gods. Vergelijk Hoofdstuk 1:1 en 5:7, met Johannes 1:1 en Openbaring 19:13. Zij stemmen overeen in de vermelding van Gods liefde voor ons, Hoofdstuk 3:9 en 4:7 met Johannes 3:16. Evenzo in het spreken over onze wedergeboorte of ons uit God geboren worden; Hoofdstuk 3:9; 4:7; 5:1 en Johannes 3:5, 6. Eindelijk (om niet meer voorbeelden aan te halen, die men gemakkelijk vinden kan door vergelijking van dezen brief met het genoemde Evangelie) zij stemmen overeen in de heen wijzing naar en de toepassing van die uitdrukking in het Evangelie (welke alleen daar gevonden wordt) die verhaalt van het vloeien van water en bloed uit de doorstoken zijde des Verlossers: Deze is het, die gekomen is door water en bloed, Hoofdstuk 5:6.
Het blijkt dus duidelijk dat deze brief uit dezelfde pen vloeide, die het Evangelie van Johannes schreef. Het komt mij voor, dat van geen der Evangeliën de inhoud of de inwendige geschiedenis ons zulke zekerheid omtrent zijn schrijver geeft als dat, hetwelk aan Johannes toegeschreven wordt, overvloedig doet.
De heilige geschiedschrijver zegt daarin van zichzelf, Hoofdstuk 21:24: Deze is de discipel, die van deze dingengeschreven heeft, en wij weten dat zijn getuigeniswaarachtig is. En wie zou deze discipel zijn anders dan de man, omtrent wie Petrus vroeg: Maar wat zal deze? en aangaande wie de Heere antwoordde: Indien Ik wil dat hij blijve totdat Ik kome, wat gaat het u aan? vers 22. Dezelfde van wie in vers 20 getuigd wordt:1. Hij is de discipel, welken Jezus liefhad; 2. die ook in het avondmaal op zijn borst gevallen was; 3. die gezegd had: Heere, wie is het, die U verraden zal? Zo zeker dus als deze discipel Johannes was, zo zeker kan de gemeente zich ervan overtuigd houden, dat dit Evangelie en deze brief beide geschreven zijn door de geliefden Johannes. De brief wordt algemeen genoemd, omdat hij niet aan een bijzondere gemeente gericht werd. Hij was een rondgaand schrijven, gezonden aan de verschillende gemeenten (sommigen menen van Parthië), ten einde die te versterken in standvastig aanhangen aan de Heere Jezus Christus en de heilige leerstukken betreffende Zijn persoon en bediening; hen te waarschuwen tegen verleiders; en hen op te wekken die leer te versieren door liefde tot God en de mensen, en voornamelijk tot elkaar, als allen uit God geboren, verenigd onder hetzelfde hoofd en reizende naar het gemeenschappelijke eeuwige leven.