1 Kronieken 20
- Het geschiedde nu ten tijde van de wederkomst des jaars, ten tijde als de koningen uittrokken, zo voerde Joab de heirkracht, en hij verdierf het land der kinderen Ammons; en hij kwam, en belegerde Rabba; maar David bleef te Jeruzalem. En Joab sloeg Rabba, en verwoestte ze.
- En David nam de kroon huns konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht een talent gouds, en daar was edelgesteente aan; en zij werd op Davids hoofd gezet, en hij voerde zeer veel roofs uit de stad.
- Hij voerde ook al het volk uit, dat daarin was, en hij zaagde ze met de zaag, en met ijzeren dorswagens, en met bijlen; en alzo deed David aan al de steden der kinderen Ammons. Toen keerde David wederom met al het volk naar Jeruzalem.
- En het geschiedde daarna, als de krijg met de Filistijnen te Gezer opstond, toen sloeg Sibchai, de Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa was; en zij werden ten ondergebracht.
- Daarna was er nog een krijg tegen de Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg Lachmi, de broeder van Goliath, de Gethiet, wiens spieshout was als een weversboom.
- Daarna was er nog een krijg te Gath; en daar was een zeer lang man, en zijn vingeren waren zes en zes, vier en twintig, en hij was ook van Rafa geboren;
- En hij hoonde Israël, maar Jonathan, de zoon van Simea, de broeder van David, versloeg hem.
- Dezen waren van Rafa geboren te Gath; en zij vielen door de hand van David, en door de hand zijner knechten.
Inleiding🔗
Hier hebben wij een herhaling van de geschiedenis van Davids oorlogen:
I. Met de Ammonieten, en de inneming van Rabba, vers 1-3.
II. Met de reuzen van de Filistijnen, vers 4-8.
1 Kronieken 20:1-3🔗
Hoe het leger van de Ammonieten en hun bondgenoten verslagen werd te velde, lazen wij in de vorige hoofdstukken. Hier hebben wij de verwoesting van Rabba, de hoofdstad huns rijke, vers 1, het plaatsen van de kroon huns konings op Davids hoofd, vers 2, en de grote strengheid, waarmee gehandeld werd jegens het volk, vers 3. Wij hadden er een uitvoerig bericht van in 2 Samuël 11 en 12, en wij moeten hierbij wel gedenken dat, terwijl Joab Rabba belegerde, David in die grote zonde is gevallen in de zaak van Uria. Maar het is opmerkelijk dat hoewel het overige van de geschiedenis herhaald wordt, die zaak stilzwijgend wordt voorbijgegaan, slechts een wenk, een aanduiding er van wordt gegeven in die woorden: maar David bleef te Jeruzalem, dat hier als in een tussenzin ligt. Indien hij uitgegaan was met zijn leger, hij zou die verzoeking uit de weg zijn geweest, maar toegevende aan gemakzucht, viel hij in onkuisheid. Gelijk nu het verhalen van de zonde waarin David gevallen is, een voorbeeld is van de onpartijdigheid en trouw van de gewijde schrijvers, zo is het niet herhalen er van, nu er gelegenheid was om er nogmaals van te spreken, bedoeld om ons te leren dat, hoewel er een goede, rechtmatige aanleiding kan zijn om van de fouten en misdragingen van anderen te spreken, wij er toch geen behagen in moeten scheppen om ze te herhalen. Dat moet altijd beschouwd worden als een onaangenaam onderwerp, dat wij wel niet kunnen vermijden om soms te ontmoeten, maar waarbij wij toch niet gaarne moeten verblijven, evenmin als wij het aangenaam zouden vinden om een mesthoop op te rakelen. Als wij van personen of zaken geen goed kunnen zeggen, dan is het het best om er maar niets van te zeggen.
1 Kronieken 20:4-8🔗
De Filistijnen waren bijna ten onder gebracht, Hoofdstuk 18:1, maar gelijk in de verdelging van de Kanaänieten door Jozua de Enakieten het laatst ten onder werden gebracht, Jozua 11:21, zo werden ook in de oorlog tegen de Filistijnen de reuzen van Gath het laatst onderworpen. In de strijd tussen genade en bederf zijn er sommige zonden, die, evenals deze reuzen, zeer lang stand houden, en niet zonder grote moeite en een langdurige worsteling overmeesterd kunnen worden, maar het oordeel zal ten laatste uitgebracht worden tot overwinning. Merk op:
1. Nooit lezen wij van reuzen onder de Israëlieten, zoals wij van reuzen lezen onder de Filistijnen, de reuzen van Gath, maar geen reuzen van Jeruzalem. De groei van Gods planten is in nuttigheid, niet in omvang. Zij, die begeren ellen tot hun lengte toe te doen, bedenken niet dat dit hen slechts zoveel te meer log en lomp zou maken. In de weegschaal van het heiligdom weegt David veel zwaarder dan Goliath.
2. Hoewel Davids knechten mannen waren van gewone statuur, waren zij de reuzen van Gath toch te sterk in elke strijd, omdat zij God aan hun zijde hadden, die er behagen in schept de hoge ogen van de mensen te vernederen en de reuzen, die op de aarde zijn te beteugelen of te verdelgen, zoals Hij het vanouds gedaan heeft door de zondvloed hoewel zij mannen van naam waren. Laat de vrienden van de kerk nooit ontmoedigd worden door de macht en kracht en hoogmoed van de vijanden van de kerk. Wij behoeven de grote mannen, die tegen ons zijn, niet te vrezen zolang de grote God voor ons is. Wat zal een vinger meer aan iedere hand of een teen meer aan elke voet uitmaken in de strijd met de Almacht?
3. Deze reus hoonde Israël, vers 7, en zijn onbeschoftheid kwam hem duur te staan. Niemand is duidelijker getekend voor het verderf, dan zij die God en Zijn Israël smaden. God zal grote dingen doen, veeleer dan toe te laten dat de vijand zich trots zal houden, Deuteronomium 32:27. Evenals de overwinningen van David zijn ook de overwinningen van de Zone Davids gradueel. Wij "zien nog niet dat Hem alle dingen onderworpen zijn", maar weldra zal dit gezien worden, en dan zal ook de dood, de laatste vijand, evenals deze reuzen overwonnen zijn.