Ga naar inhoud

1 Thessalonicenzen

EEN VERKLARING MET PRACTISCHE OPMERKINGEN VAN DE EERSTE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS AAN DE THESSALONICENSEN🔗

Thessalonica was eertijds de hoofdstad van Macedonië. Het heet nu Saloniki, en is de meestbevolkte stad en een van de voornaamste handelssteden in den Levant. De apostel, verhinderd zijnde in zijn voornemen om in het zogenaamde Klein-Azië te gaan, en op buitengewone wijze geroepen om het Evangelie in Macedonië te verkondigen, Handelingen 16:9, 10, begaf zich in gehoorzaamheid aan Gods bevel van Troas naar Samotrace, vandaar naar Neápolis, en zo naar Filippi, waar zijn bediening zeer gezegend werd. Hij ondervond daar echter harde behandeling, werd met zijn deelgenoot in arbeid en gevaren, Silas, in de gevangenis geworpen, maar wonderlijk daaruit verlost. Daarna vertroostten zijde broederen en reisden verder.

Zij gingen door Amphipolis en Apollonia en kwamen te Thessalonica, waar de apostel ene gemeente stichtte, die bestond uit enige gelovige Joden en vele bekeerde heidenen, Handelingen 17:1-4. Maar de ongelovige Joden en het lagere en leeglopende deel van de bevolking verwekten een oploop, zodat Paulus en Silas, veiligheidshalve, bij nacht naar Beréa gebracht werden. Daarna werd Paulus naar Athene begeleid, maar liet Silas en Timotheüs achter, met aanwijzing dat die zo spoedig mogelijk zich daar bij hem voegen moesten.

Toen zij aangekomen waren, werd Timotheüs naar Thessalonica gezonden, om naar hun welstand te vernemen en hen te versterken in het geloof, 1 Thessalonicenzen 3:2. Toen hij tot Paulus, die hem te Athene wachtte, terugkwam, werd hij opnieuw, nu met Silas, uitgezonden om de gemeenten van Macedonië te bezoeken. Paulus, alleen te Athene achtergebleven, 1 Thessalonicenzen 3:1, begaf zich vandaar naar Corinthe, waar hij anderhalf jaar bleef.

In die tijd keerden Silas en Timotheüs uit Macedonië tot hem weer, Handelingen 18:5 en toen schreef hij deze brief aan de gemeente van Christus te Thessalonica.

Deze brief is in den canon gerangschikt achter de andere brieven van Paulus, maar wordt ondersteld het eerst van alle geschreven te zijn en wel omstreeks het jaar 51.

Het voorname doel is de dankbaarheid van de apostel uit te drukken voor de zegen op zijn prediking onder hen; de gemeente te versterken in het geloof en haar op te wekken tot heilige wandel.