2 Kronieken
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET TWEEDE BOEK DER KRONIEKEN🔗
Dit boek begint met de regering van Salomo en het bouwen van de tempel, en zet de geschiedenis voort der koningen van Juda, van toen aan tot aan de gevangenschap, en eindigt dus met de val dier doorluchtige monarchie en de verwoesting van de tempel. Gelijk deze monarchie van het huis van David vroeger was in tijd dan de vier vermaarde monarchieën van Nebukadnézars droom, zo overtrof zij ze ook in waardij en waardigheid. De Babylonische monarchie reken ik te beginnen met Nebukadnézar zelf: Gij zijt dat gouden hoofd. Dat heeft slechts ongeveer zeventig jaren geduurd; de Perzische monarchie, in verscheidene geslachten, ongeveer honderd en dertig jaren; de Griekse in haar onderscheiden vertakkingen, ongeveer driehonderd jaren, en nog eens driehonderd jaren gingen ver voor het Romeinse rijk.
Maar gelijk ik David een groter held acht dan iemand uit de stichters van deze monarchieën en Salomo een statiger vorst dan zij, die er de roem van waren, zo werd ook de opvolging in rechte lijn voortgezet door geheel de monarchie, die tussen vier en vijfhonderd jaren van groot aanbelang bleef, en na een langdurige verduistering wederom helder blonk in het koninkrijk van de Messias, en der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn. Gelijk deze geschiedenis der Joodse monarchie meer authentiek is, zo is zij ook meer onderhoudend en leerrijk dan de geschiedenissen van deze monarchieën.
De geschiedenis van het huis van David hadden wij tevoren in het eerste en tweede boek der koningen, ineengestrengeld met die der koningen van Israël, die daar meer plaats innam dan die van Juda; maar hier hebben wij haar in haar geheel. Veel wordt hier herhaald wat wij tevoren reeds gehad hebben, maar vele bijzonderheden er van worden hier uitvoeriger meegedeeld, en onderscheiden zaken er aan toegevoegd, die wij tevoren niet gehad hebben, inzonderheid met betrekking tot de zaken van de Godsdienst; want het is een kerkgeschiedenis, geschreven ons ter lering, om volken en geslachten te doen weten dat zij alleen dan kunnen verwachten voorspoedig te zijn, als zij zich houden op de weg van plicht jegens God; want aldoor hebben de goede koningen voorspoed gehad en warende slechte koningen door rampen geteisterd.
De vreedzame regering van Salomo hebben wij in Hoofdstuk 1-9. De bevlekte regering van Rehabeam in Hoofdstuk 10-12. De korte, maar bedrijvige regering van Abia in Hoofdstuk 13. De lange en gelukkige regering van Asa in Hoofdstuk 14-16. De Godvruchtige en voorspoedige regering van Jósafath in Hoofdstuk 17-20. De goddeloze en roemloze regering van Joram en Ahazia in Hoofdstuk 21, 22. De onvaste regeringen van Joas en Amazia in Hoofdstuk 24, 25. De langdurige en voorspoedige regering van Uzzia in Hoofdstuk 26. De regelmatige regering van Jotham in Hoofdstuk 27. De goddeloze en slechte regering van Achaz in Hoofdstuk 28. De Godvruchtige, glorierijke regering van Hizkia in Hoofdstuk 29-32. De slechte regeringen van Manasse en Amon in Hoofdstuk 33. De regering der hervorming van Josia in Hoofdstuk 34, 35. De verderflijke regeringen van zijn zonen in Hoofdstuk 36. Neem dit alles tezamen, en de waarheid zal blijken van dit woord van God: Die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij verachten, zullen licht geacht worden.
De geleerde Dr. Whiston zegt in zijn chronologie, dat in de historische boeken, die na de ballingschap geschreven zijn, namelijk de twee boeken der kronieken, Ezra en Nehemia, meer fouten voorkomen in namen en getallen, dan in al de andere boeken van het Oude Testament, door de onachtzaamheid der overschrijvers; maar al zou men dit toegeven, dan zijn die dingen toch van zo weinig betekenis, dat wij er toch gerust op kunnen zijn dat, in weerwil hiervan, het vaste fondament Gods staat.