Ga naar inhoud

Amos

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK VAN DE PROFEET AMOS🔗

Hoewel deze profeet een weinig voor Jesaja optrad, toch was hij niet, zoals sommigen gemeend hebben, de vader van Jesaja, Jesaja 1:1, want in ‘t Hebreeuws zijn hun namen zeer verschillend; ook hun families waren zeer verschillend, want Jesaja was een hoveling, Amos een landbouwer. Amos betekent eer, last, vanwaar de Joden een overlevering hebben, dat hij zwaar ter taal was, en met stamelende lippen sprak; met het oog op zijn naam mogen wij veeleer zeggen, dat zijn woorden van gewicht waren en zijne profetie de last des Heeren was. Hij was, zoals de meesten menen, uit Juda, maar profeteerde hoofdzakelijk tegen Israël, en te Bethel, Hoofdstuk 7:13.

Sommigen vinden, dat zijn stijl zijne afkomst verraadt, en eenvoudiger, boerser is dan die van sommige andere profeten; dat zie ik niet in; maar het is duidelijk, dat, wat hij zei, overeenstemt met de woorden van zijn tijdgenoot Hoséa, opdat in de mond van twee getuigen alle woord bestaan zal.

Uit zijn twist met Amazia, de priester van Bethel, blijkt, dat hij bij zijn werk tegenstand ondervond, maar een man van onverschrokken vastberadenheid was, getrouw en stoutmoedig in het bestrijden van de zonde en het afkondigen van Gods oordelen er over, vermanende en aandringende tot berouw en verbetering.

Hij begint met bedreigingen tegen de naburige volken, die Israël vijandig waren, Hoofdstuk I en 2. Dan roept hij Israël tot verantwoording, en veroordeelt hen om hun afgoderij, hun onwaardigen wandel onder de gunsten, die God hun geschonken had, en hun onverbeterlijkheid onder Zijn oordelen, Hoofdstuk 3, 4. Hij roept hen op tot berouw, Hoofdstuk 5, en verwerpt hun huichelachtige offers, zolang zij zich niet bekeren. Hij voorspelt de verwoesting, die over hen komen zou, ondanks hun zekerheid, Hoofdstuk 6, enige bijzondere oordelen, Hoofdstuk 7, in ‘t bijzonder over Amazia; en na andere vermaningen en bedreigingen, Hoofdstuk 8, 9, besluit hij met de belofte van de oprichting van het koninkrijk van de Messias en de gelukzaligheid van Gods geestelijk Israël daarin, juist zoals de profetie van Joël eindigde. Na de opening van de wonde door vermaningen en dreigingen, waardoor zij tonen, dat alles verkeerd is, openbaren deze profeten in de beloften van de genade van het Evangelie het middel, dat alleen bij machte is om alles weer in ‘t reine te brengen.