Esther
EEN VERKLARING MET PRAKICALE OPMERKINGEN VAN HET BOEK ESTHER🔗
Hoe Gods voorzienigheid waakte over de Joden, die uit de gevangenschap waren teruggekeerd naar hun eigen land, en welke grote en goede dingen voor hen gedaan werden, lazen wij in de twee vorige boeken. Maar er waren nog velen achtergebleven, die geen ijver genoeg hadden voor Gods huis, voor het heilige land en de stad, om de moeilijkheden te trotseren, die aan een verhuizen daarheen waren verbonden. Nu zou men denken dat dezen van de bijzondere bescherming van God waren buitengesloten, als onwaardig de naam van Israëlieten te dragen; maar onze God doet niet met ons naar onze dwaasheid en zwakheid. Wij zien in dit boek dat zelfs voor die Joden, welke verstrooid waren in de gewesten der heidenen, gezorgd werd, evengoed als voor die in het land van Juda vergaderd waren, en dat zij wonderbaarlijk bewaard werden, toen zij ten verderve waren gewijd en als schapen voor de slachtbank overgegeven waren.
Wie deze geschiedenis geschreven heeft, is niet zeker. Mordechaï was bekwaam om, naar zijn eigen kennis, de onderscheidene voorvallen er van te verhalen, quorum pars magna fuit, want hij is er zelf zeer in op de voorgrond getreden, en dat hij zulk een bericht ervan geschreven heeft als nodig was om het volk de redenen mede te delen, waarom zij het Purimfeest moesten vieren, wordt ons gezegd in Hoofdstuk 9:20. Mordechaï beschreef deze geschiedenissen, en zond ze ingesloten in brieven aan al de Joden; en daarom hebben wij reden te denken dat hij de schrijver was van het gehele boek. Het is een verhaal van een complot om al de Joden uit te roeien, maar dat door een samenloop van omstandigheden onder de leiding van Gods voorzienigheid wonderbaarlijk werd verijdeld. De meest bevattelijke verklaring ervan zal wezen, om het gehele boek zonder tussenpoos achter elkaar te lezen, want de laatste gebeurtenissen verklaren de eerste, en tonen wat God in Zijne voorzienigheid er mede bedoelde.
De Naam van God wordt in dit boek niet gevonden, maar het apocriefe toevoegsel ervan (dat niet in het Hebreeuws is, noch ooit door de Joden in de canon werd opgenomen, en zes hoofdstukken bevat) begint aldus: Toen zei Mordechaï: God heeft deze dingen gedaan. Maar ofschoon de naam van God er niet in is, de vinger Gods is er wèl in, vele kleine voorvallen leidende om de verlossing des volks tot stand te brengen. De bijzonderheden zijn niet alleen verrassend en zeer onderhoudend, maar ook stichtelijk en aanmoedigend voor het geloof en de hoop van Gods volk, ook in de moeilijkste en gevaarlijkste tijden. Wij kunnen thans niet verwachten dat er zulke wonderen voor ons gewrocht zullen worden als voor Israël, toen zij uitgevoerd werden uit Egypte, maar wel kunnen wij verwachten, dat door zulke middelen als God hier gebruikte om Hamans complot te verijdelen, Hij ook nu nog Zijn volk zal beschermen. Er wordt ons gezegd:
I. Hoe Esther koningin is geworden, en Mordechaï groot werd aan het hof, zij waren het middel voor de bestemde verlossing, Hoofdstuk 1, 2.
II. Naar aanleiding van wat, en door welke kunstenarijen Haman, de Amalekiet, een order verkreeg voor de ombrenging van al de Joden, Hoofdstuk 3.
III. De grote benauwdheid, waarin de Joden en inzonderheid hun voorstanders verkeerden, Hoofdstuk 4.
IV. Het verijdelen van Hamans bijzonder complot tegen het leven van Mordechaï, Hoofdstuk 5-7.
V. Het verijdelen van zijn algemeen complot tegen de Joden, Hoofdstuk 8.
VI. De zorg, die gedragen werd om dit in eeuwige gedachtenis te houden, Hoofdstuk 9, 10.
De gehele geschiedenis bevestigt de opmerking van de psalmist, Psalm 37:12, 13. De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen de rechtvaardige, en hij knarst over hem met zijne tanden. De Heere belacht hem, want Hij ziet dat zijn dag komt.