Ga naar inhoud

Genesis 34

  1. En Dina, de dochter van Lea, die zij Jakob gebaard had, ging uit, om de dochteren van dat land te bezien.
  2. Sichem nu, de zoon van Hemor de Heviet, de landvorst, zag haar, en hij nam ze, en lag bij haar, en verkrachtte ze.
  3. En zijn ziel kleefde aan Dina, Jacobs dochter; en hij had de jonge dochter lief, en sprak naar het hart van de jonge dochter.
  4. Sichem sprak ook tot zijn vader Hemor, zeggende: Neem mij deze dochter tot een vrouw.
  5. Toen Jakob hoorde, dat hij zijn dochter Dina verontreinigd had, zo waren zijn zonen met het vee in het veld; en Jakob zweeg, totdat zij kwamen.
  6. En Hemor, de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem te spreken.
  7. En de zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden; en het smartte dezen mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij dwaasheid in Israel gedaan had, Jacobs dochter beslapende, hetwelk alzo niet zoude gedaan worden.
  8. Toen sprak Hemor met hen, zeggende: Mijns zoons Sichems ziel is verliefd op ulieder dochter; geeft hem haar toch tot een vrouw.
  9. En verzwagert u met ons; geeft ons uw dochteren; en neemt voor u onze dochteren;
  10. En woont met ons; en het land zal voor uw aangezicht zijn; woont, en handelt daarin, en stelt u tot bezitters daarin.
  11. En Sichem zeide tot haar vader, en tot haar broederen: Laat mij genade vinden in uw ogen; en wat gij tot mij zeggen zult, zal ik geven.
  12. Vergroot zeer over mij de bruidschat en het geschenk; en ik zal geven, gelijk als gij tot mij zult zeggen; geef mij slechts de jonge dochter tot een vrouw.
  13. Toen antwoordden Jacobs zonen aan Sichem en Hemor, zijn vader, bedriegelijk, en spraken (overmits dat hij Dina, hun zuster, verontreinigd had);
  14. En zij zeiden tot hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat wij onze zuster aan een man geven zouden, die de voorhuid heeft; want dat ware ons een schande.
  15. Doch hierin zullen wij u te wille zijn, zo gij wordt gelijk als wij, dat onder u besneden worde al wat mannelijk is.
  16. Dan zullen wij u onze dochteren geven, en uw dochteren zullen wij ons nemen, en wij zullen met u wonen, en wij zullen tot een volk zijn.
  17. Maar zo gij naar ons niet zult horen, om besneden te worden, zo zullen wij onze dochter nemen, en wegtrekken.
  18. En hun woorden waren goed in de ogen van Hemor, en in de ogen van Sichem, Hemors zoon.
  19. En de jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust in Jacobs dochter; en hij was geëerd boven al zijns vaders huis.
  20. Zo kwam Hemor en Sichem, zijn zoon, tot hunner stadspoort; en zij spraken tot de mannen hunner stad, zeggende:
  21. Deze mannen zijn vreedzaam met ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven.
  22. Doch hierin zullen deze mannen ons te wille zijn, dat zij met ons wonen, om tot een volk te zijn; als al wat mannelijk is onder ons besneden wordt, gelijk als zij besneden zijn.
  23. Hun vee, en hun bezitting, en al hun beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons hun te wille zijn, en zij zullen met ons wonen.
  24. En zij hoorden naar Hemor, en naar Sichem, zijn zoon, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen; en zij werden besneden, al wat mannelijk was, allen, die ter zijner stadspoort uitgingen.
  25. En het geschiedde ten derden dage, toen zij in de smart waren, zo namen de twee zonen van Jakob, Simeon en Levi, broeders van Dina, een iegelijk zijn zwaard, en kwamen stoutelijk in de stad, en doodden al wat mannelijk was.
  26. Zij sloegen ook Hemor, en zijn zoon Sichem, dood met de scherpte des zwaards; en zij namen Dina uit Sichems huis, en gingen van daar.
  27. De zonen van Jakob kwamen over de verslagenen, en plunderden de stad, omdat zij hun zuster verontreinigd hadden.
  28. Hun schapen, en hun runderen, en hun ezelen, en hetgeen dat in de stad, en hetgeen dat in het veld was, namen zij.
  29. En al hun vermogen, en al hun kleine kinderen, en hun vrouwen, voerden zij gevankelijk weg, en plunderden dezelven, en al wat binnenshuis was.
  30. Toen zeide Jakob tot Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkende te maken onder de inwoners dezes lands, onder de Kanaänieten, en onder de Ferezieten; en ik ben weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zo zullen zij mij slaan, en ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis.
  31. En zij zeiden: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer doen?

Inleiding🔗

Met dit hoofdstuk begint de geschiedenis van Jacobs beproevingen in zijn kinderen, die zeer groot waren, en vermeld worden om te tonen:

1. De ijdelheid van deze wereld. Hetgeen ons het dierbaarst is, kan blijken ons de grootste kwelling te geven, en de zwaarste kruisen kunnen wij vinden in hetgeen, waarvan wij zeiden: Dit zal ons troosten.

2. De gemeenschappelijke smarten van godvruchtige mensen. Jacobs kinderen waren besneden, waren wel onderwezen, er werd voor hen gebeden, en hun werd een goed voorbeeld gegeven, en toch bleken sommigen van hen zeer ondeugend, de loop is niet van de snellen, noch de strijd van de helden. Genade zit niet in het bloed, en toch zal door het afbreken van de erfenis van de genade de erfenis van de belijdenis en van de zichtbare voorrechten van de kerk niet afgesneden worden, ja meer, hoewel Jacobs zonen in sommige opzichten zijn smart waren zijn zij toch allen in het verbond Gods opgenomen. In dit hoofdstuk hebben wij:

I. Dina verleid, vers 1-5.
II. Een huwelijksverbond tussen haar en Sichem, die haar verontreinigd had, vers 6-19.
III. De besnijdenis van de Sichemieten, ingevolge dit verbond, vers 20-24.
IV. De verraderlijke en bloedige wraak door Simeon en Levi op hen uitgeoefend, vers 25-31.

Genesis 34:1-5🔗

Voor zover wij weten, was Dina de enige dochter van Jacob, wij kunnen ons dus voorstellen dat zij de lieveling was van haar moeder evenals van het gehele gezin, en toch was zij hun evenmin tot blijdschap als tot eer, want kinderen, aan wie het meest wordt toegegeven, blijken zelden de beste of de gelukkigste te zijn. Zij zal, naar berekening, vijftien of zestien jaren oud geweest zijn, toen zij de aanleiding was van zoveel onheil. Merk op:

1. Haar ijdele nieuwsgierigheid, die haar aan gevaar blootstelde. Zonder voorkennis van haar vader misschien, maar met oogluikend toegestaan door haar moeder, ging zij uit, om de dochteren van dat land te bezien, vers 1, waarschijnlijk bij gelegenheid van een bal of een openbare feestdag. Enig dochter zijnde, voelde zij zich thuis wel wat eenzaam, daar zij niemand van haar sekse en leeftijd had om mede om te gaan, en daarom moet zij uitgaan om zich te vermaken, ten einde niet de prooi te worden van droefgeestigheid, en ook om zich door omgang met anderen meer en beter te ontwikkelen, dan zij dit in de tenten van haar vader kon. Het is goed voor kinderen om hun tehuis lief te hebben, verstandige ouders zullen al het mogelijke doen om het er hun aangenaam te maken, en dan is het de plicht van de kinderen, om er zich ook aangenaam te gevoelen. Het voorgeven was: de dochters van het land te zien, hoe zij zich kleedden hoe zij dansten, en welke mode zij volgden. Zij ging uit om te zien, maar dat was niet alles, zij ging ook om gezien te worden, zij ging om de dochters van het land te zien, maar wellicht ook wel met het denkbeeld om ook de zonen van het land te zien. Ik vermoed dat zij ging om bekend te worden met de Kanaänieten en hun wijze van doen te leren. De hoogmoed en ijdelheid van jonge lieden spannen hun velerlei strikken.

2. Hoe zij hierdoor haar eer verloor, vers 2. Sichem, de zoon van de landvorst, maar die de slaaf was van zijn lusten, nam haar en lag bij haar niet zozeer met geweld - naar het schijnt - als wel door verrassing. Voorname lieden denken dat hun alles geoorloofd is, en wat is er meer schadelijk en noodlottig, dan een jeugd zonder onderricht en zonder tucht? Zie nu wat er kwam van Dina’s rondlopen. Jonge vrouwen moeten leren kuis te zijn en het huis te bewaren, deze eigenschappen zijn samengevoegd, Titus 2:5,. want zij, die het huis niet bewaren, d.i. niet thuis blijven, brengen haar kuisheid in gevaar. Dina ging uit, ten einde eens om zich heen te zien, maar als zij om zich heen had gezien, zoals zij het had moeten doen, dan zou zij niet in die strik gevallen zijn. Het begin van de zonde is als een opening geven aan het water. Hoe wordt een grote hoop hout door een klein vuur aangestoken! Daarom behoren wij elke gelegenheid tot zonde zorgvuldig te mijden.

3. Sichem beminde haar, nadat hij haar had verontreinigd en wenste haar te huwen. Dit was loffelijk in hem, daar hij het kwaad, dat hij gedaan had, zoveel hij kon wilde herstellen. Hij had haar lief, (niet zoals Amnon, 2 Samuel 13:15) en hij verzocht zijn vader aanzoek om haar hand voor hem te doen, vers 4.

4. Aan Jakob werd het bericht hiervan gebracht, vers 5. Zodra zijn kinderen opgroeiden, begonnen zij een smart voor hem te worden. Godvruchtige ouders, die over het wangedrag van hun kinderen treuren, moeten niet denken dat hun toestand vreemd en zonder voorbeeld is. De godvruchtige man zweeg, als iemand, die verbaasd is en niet weet wat te zeggen, of hij zei niets, uit vrees van te zondigen met zijn tong, Psalm 39:2, 3. Hij onderdrukte zijn toorn opdat, zo hij aan zijn toorn lucht gaf, hij niet iets zou zeggen of doen, dat hem niet betaamde. Of wel, hij scheen het bewind over zijne zaken grotelijks (al te veel, denk ik) aan zijn zonen te hebben overgelaten, zodat hij niets wilde doen zonder hen, of hij wist dat, zo hij wèl buiten hen handelde, zij er hem lastig om zouden vallen, daar zij zich in de laatste tijd bij alle gelegenheden stoutmoedig, voortvarend, trots en aanmatigend hadden betoond. Nooit zullen de zaken goed gaan als het ouderlijk gezag in een gezin niet gehandhaafd wordt. Laat ieder zijn eigen huis goed regeren en zijn kinderen in onderdanigheid houden, met alle stemmigheid.

Genesis 34:6-17🔗

Toen Jacobs zonen hoorden welke smaad Dina was aangedaan, ontstaken zij in grote toorn, meer uit naijver misschien voor de eer der familie, dan voor deugd of godsvrucht. Er zijn velen, die zich meer bekommeren om het schandelijke van de zonde dan om het zondige van de zonde. Zij wordt hier dwaasheid in Israël genoemd vers 7, overeenkomstig de taal in latere tijden want Israël was toen nog geen volk, maar slechts een gezin. Ontucht is dwaasheid, want de gunst van God, de vrede van het geweten en alles wat heilig en eerbaar is worden aan een lage, dierlijke lust opgeofferd. Deze dwaasheid is uiterst schandelijk in Israël, in een gezin van Israël, waar God gekend en aangebeden wordt, zoals in Jacobs tenten, bij de naam van de God van Israël. Dwaasheid in Israël is waarlijk schandelijk. Het is kostelijk om de zonde met een slechte naam te bestempelen, onreinheid of ontucht wordt hier spreekwoordelijk dwaasheid in Israël genoemd, 2 Samuel 13:12. Dina wordt hier Jacobs dochter genoemd ter waarschuwing aan alle dochters van Israël, dat zij niet tot deze dwaasheid vervallen. Hemor zelf kwam om met Jakob te onderhandelen, maar hij verwijst hem naar zijn zonen, en hier hebben wij een bijzonder bericht van het verdrag, waarin - het is schande het te moeten zeggen - de Kanaänieten eerlijker waren dan de Israëlieten.

I. Hemor en Sichem doen dit huwelijksvoorstel om tot een handelsverdrag te komen. Sichem is zwaar verliefd op Dina, hij wil haar op elke voorwaarde hebben, vers 11, 12. Zijn vader geeft niet slechts zijn toestemming, maar doet zelf aanzoek voor hem om haar hand, en wijst met ernst op de voordelen, die uit deze verbintenis van de twee families zouden voortvloeien, vers 9, 10. Hij toont geen vrees voor of wantrouwen in Jakob, hoewel deze een vreemdeling was, maar veeleer een oprechte begeerte om tot een overeenkomst tussen de beide gezinnen te komen, waarbij hij hem het edelmoedige aanbod doet: het land zal voor uw aangezicht zijn, woont en handelt daarin.

II. Jacobs zonen dringen laaghartig aan op een verbond in godsdienst, terwijl zij in werkelijkheid niets minder op het oog hadden dan de godsdienst. Indien Jakob de leiding van deze zaak zelf in handen had genomen, dan zouden hij en Hemor waarschijnlijk spoedig tot een overeenkomst zijn gekomen, maar de zonen van Jakob zinnen slechts op wraak, en zij hebben een vreemd plan gevormd om zich die wraak te verschaffen: de Sichemieten moeten besneden worden, niet om hen heilig te maken, dat lag niet in hun bedoeling, maar om hen in de smart te doen komen, en zodoende des te gemakkelijker de prooi te doen worden van hun zwaard.

1. Het was een schoonschijnend voorwenden. "Het is de eer van Jacobs geslacht, dat zij het teken van Gods verbond met hen dragen, en voor hen, die aldus onderscheiden en geëerd zijn, zou het een versmaadheid wezen, om in zo nauw een verbintenis te treden met onbesnedenen, vers 14. En daarom: indien gij besneden wordt dan zullen wij tot een volk zijn, vers 15, 16. Indien zij er oprecht in geweest waren, dan zou er in hun voorstel iets prijzenswaardigs geweest zijn, want:

a. Israëlieten moeten geen huwelijken aangaan met Kanaänieten, belijders van de godsdienst met onheiligen. Het is een grote zonde, of tenminste de oorzaak van veel zonde, en het heeft dikwijls verderfelijke gevolgen gehad.

b. De invloed, die wij hebben op de mensen, moet wijselijk gebruik" worden om hen er toe te brengen de godsdienst lief te hebben en zijn voorschriften in praktijk te brengen, (wie zielen vangt is wijs). Maar dan moeten wij niet, evenals de zonen van Jakob, denken dat het genoeg is, hen te bewegen om zich aan de uitwendige ceremoniën van de godsdienst te onderwerpen maar trachten hen te overtuigen van het redelijke er van, en hen bekend te maken met zijn kracht.

2. De bedoeling was boosaardig, gelijk uit het gevolg van de geschiedenis zal blijken. Al wat zij op het oog hadden was hen te bereiden voor de dag van de slachting. Bloeddorstige plannen zijn dikwijls gevormd en ten uitvoer gebracht onder schijn van godsdienst, maar deze geveinsde vroomheid is ongetwijfeld een dubbele ongerechtigheid. Nooit wordt aan de godsdienst zoveel nadeel toegebracht en worden Gods sacramenten meer ontheiligd, dan wanneer zij aldus als een dekmantel der kwaadwilligheid worden gebruikt. Ja meer, indien Jacobs zonen dit bloeddorstig plan niet hadden gehad, dan zie ik niet hoe zij het heilig teken van de besnijdenis, het zegel van Gods verbond, aan deze gevloekte Kanaänieten konden aanbieden, die part noch deel aan de zaak hadden. Zij, die geen recht hadden op de belofte, hadden ook geen recht op het zegel "het is niet betamelijk het brood van de kinderen te nemen en de honden voor te werpen, " maar de zonen van Jakob bekommerden zich hier niet om, zo het slechts hun oogmerk kon dienen.

Genesis 34:18-24🔗

1. Hemor en Sichem bewilligden er in om besneden te worden, vers 18, 19. Hiertoe werden zij misschien bewogen, niet alleen door hun sterke begeerte om dit huwelijk tot stand te brengen, maar ook door hetgeen zij gehoord konden hebben omtrent het heilig en eervol doel van dit teken in het geslacht van Abraham, waarvan zij waarschijnlijk enige verwarde of onduidelijke begrippen hadden, en van de beloften, die er door bevestigd werden, hetgeen hen des te meer deed wensen om in de familie van Jakob te worden ingelijfd, Zacharia 8:23. Er zijn velen, die weinig weten van de godsdienst, maar er toch zoveel van weten, dat zij zich gaarne voegen bij hen, die godsdienstig zijn. Als iemand een vorm van godsdienst aanneemt, om er zich een goede huisvrouw door te verkrijgen, hoe veel te meer moeten wij er dan niet de kracht van aannemen ten einde de gunst van een goede God te verkrijgen, zelfs ons hart besnijden om Hem lief te hebben, en, zoals Sichem hier, niet vertoeven deze zaak te doen.

2. Zij kregen ook de bewilliging van de mannen van hun stad, daar de zonen van Jakob geëist hadden dat ook zij besneden zouden worden.

a. Zij zelf hadden grote invloed op hen door hun wandel en hun voorbeeld. De godsdienst zou veel ingang vinden, indien zij, die in hoogheid zijn gezeten en die, evenals Sichem, geëerd zijn boven hun naburen, er zich ijverig voor betoonden.

b. Zij voerden een argument aan, dat zeer krachtig en dringend was, vers 23. Hun vee en hun bezitting en al hun beesten, zullen die niet onze zijn? Zij zagen, dat de zonen van Jakob naarstige, welgestelde lieden waren, en zij beloofden zich door een verbintenis met hen voordeel voor zich en voor hun naburen te verkrijgen, de grond en de handel zouden er door verbeterd worden, en er zou geld in hun land komen. Nu was het al slecht genoeg om uit dit beginsel een huwelijk aan te gaan, maar wij zien hoe de geldgierigheid een grote rol speelt bij het aangaan van huwelijken, en dat velen daarbij niets zó op het oog hebben als het voegen van huis aan huis en akker aan akker, zonder dat iets anders daarbij in aanmerking komt. Maar het was nog erger om zich uit dat beginsel te laten besnijden. De Sichemieten willen de godsdienst van Jacobs gezin slechts omhelzen in de hoop van hierdoor aandeel te krijgen in de rijkdom van dat gezin. Zo zijn er velen, voor wie gewin godzaligheid is, en die meer beheerst worden door hun wereldlijke belangen dan door enigerlei beginsel van godsdienst.

Genesis 34:25-31🔗

Hier zien wij Simeon en Levi, twee van Jacobs zonen, jonge mannen van niet veel ouder dan twintig jaren, de Sichemieten doden tot groot hartzeer van hun vader, waarbij wij hebben te letten op:

I. De barbaarse moord, gepleegd op de Sichemieten. Jakob zelf placht de herdersstaf te gebruiken, maar zijn zonen droegen een zwaard op hun zij, alsof zij van het zaad waren van Ezau, die op zijn zwaard moest leven. Wij zien hen hier:

1. Al de mannelijke inwoners van Sichem ter dood brengen, in de eerste plaats Hemor en Sichem met wie zij enige dagen tevoren een vriendschapsverbond hadden aangegaan, doch met het heimelijk doel hun het leven te benemen. Sommigen denken dat al de zonen van Jakob toen zij de Sichemieten overhaalden om zich te besnijden, het plan hadden om gebruik te maken van hun zwakheid als zij in de smart zouden zijn, om Dina van uit hun midden weg te voeren, maar dat Simeon en Levi, hiermee nog niet tevreden, zelf de smaad wilden wreken, en zij deden het terdege. Nu kan het niet ontkend worden:

a. Dat God hierin rechtvaardig was. Indien de Sichemieten besneden waren in gehoorzaamheid aan een gebod van God, dan zou hun besnijdenis hun ter bescherming geweest zijn, maar daar zij zich alleen uit winstbejag aan deze heilige ritus onderwierpen, en om hun vorst te behagen was het rechtvaardig in God om dit over hen te brengen. Gelijk niets ons beter beveiligt dan de ware godsdienst, zo brengt ons niets in meer gevaar dan godsdienst, die slechts voorgewend is.

b. Maar Simeon en Levi waren zeer onrechtvaardig. Het was waar, dat Sichem dwaasheid in Israël had gedaan door Dina te verontreinigen, maar het had in aanmerking behoren genomen te worden, dat Dina zelf er medeplichtig aan was. Had Sichem haar verkracht in de eigen tent van haar moeder dan zou het wat anders geweest zijn, maar zij begaf zich op zijn gebied, en zij heeft misschien door haar onbetamelijke houding de vonk geworpen, die de vlam deed uitslaan. Als wij streng zijn jegens de zondaar, dan behoren wij ook in aanmerking te nemen wie de verleider was. Het was waar, dat Sichem kwaad gedaan had, maar hij deed zijn best om het te vergoeden en was zo eerlijk en achtbaar, "ex post facto - na de daad," als de omstandigheden het hem mogelijk maakten. Het was niet zoals met de bijvrouw van de Leviet, die ten dode toe mishandeld werd, en hij rechtvaardigt zich ook niet in hetgeen hij gedaan had, maar streeft naar verzoening op iedere voorwaarde. Het was waar, dat Sichem kwaad gedaan had, maar wat ging dit nu al de Sichemieten aan? Zal een man zondigen, en zullen zij dan op geheel de stad vertoornd zijn? Moeten de onschuldigen met de schuldigen omgebracht worden? Dit voorwaar was barbaars! Maar hetgeen meer dan alles de wreedheid verergerde was het laaghartig verraad, waardoor zij gepleegd werd. De Sichemieten hadden zich onderworpen aan hun voorwaarden, en hadden gedaan hetgeen waarop zij beloofden een volk met hen te worden, vers 16, en toch handelden zij als gezworen vijanden jegens hen, aan wie zij zo kort geleden vriendschap hadden gezworen, hun verbond even weinig tellende als zij de wetten van de menselijkheid telden. En zijn dit nu de zonen van Israël? Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig. Hun misdaad werd ook hierdoor verzwaard dat zij een heilige inzetting Gods dienstbaar maakten aan hun boos plan, zodat zij haar verfoeilijk maakten. Alsof het niet genoeg was, dat zij zichzelf en hun familie onteerden, moeten zij ook nog smaadheid brengen over het eerbare kenteken van hun godsdienst zodat het terecht een bloedige inzetting genoemd werd.

2. De buit van Sichem rovende en de stad plunderende, bevrijdden zij Dina, vers 26 Indien dit nu alles was, waar zij voorkwamen dan zouden zij dit zonder bloedvergieten hebben kunnen doen, zoals blijkt uit hun eigen woorden, vers 17, maar zij hadden de buit op het oog, en hoewel Simeon en Levi alleen de moordenaars waren, wordt toch te kennen gegeven, dat ook andere zonen van Jakob over de verslagenen kwamen en de stad plunderden, vers 27, en aldus ook medeplichtig werden aan de moord. In hen was het blijkbare ongerechtigheid, maar wel kunnen wij er de gerechtigheid Gods in zien. De Sichemieten waren bereid aan de eis van Jacobs zonen te voldoen en de pijn van de besnijdenis te lijden uit dit beginsel: Hun vee en hun bezitting en al hun beesten, zullen die niet onze zijn? vers 23 en zie nu wat hier het gevolg van was: inplaats van zich meester te maken van de rijkdom van Jacobs familie, maakt Jacobs familie zich meester van hun rijkdom. Zij, die onrechtvaardig het goed van een ander naar zich toe willen halen, verliezen rechtvaardig het hunne.

II. Jacobs toorn wegens de bloedige daad van Simeon en Levi, vers 30. Bitterlijk klaagt hij over twee dingen.

1. De smaad, die zij hierdoor over hem gebracht hadden. Gij hebt mij beroerd, mij in wanorde gebracht, want gij hebt mij stinkende gemaakt onder de inwoners van dit land, dat is: "Gij hebt mij en mijn geslacht hatelijk bij hen gemaakt. Wat zullen zij nu zeggen van ons en onze godsdienst? Men zal ons voor de verraderlijkste en wreedste lieden van de wereld houden." Het grove wangedrag van slechte kinderen is de smart en de schande van hun godvruchtige ouders. Kinderen behoren de vreugde van hun ouders te wezen, maar slechte kinderen zijn hun verdriet en hun beroering, zij bedroeven hun hart, knakken hun geestkracht, en maken dat zij de hele dag in het zwart gaan. Kinderen behoren het sieraad te zijn van hun ouders, maar slechte kinderen zijn hun schande, en zijn als dode vliegen in een pot met zalf. Laat zulke kinderen echter weten dat, zo zij zich niet bekeren, de smart, die zij hun ouders hebben veroorzaakt, en de schade, die aan de goeden naam van de godsdienst door hun handelingen werd toegebracht, voor hun rekening zullen komen, zij zullen het te verantwoorden hebben.

2. Het verderf, waaraan zij hem hebben blootgesteld. Wat kon men anders verwachten dan dat de Kanaänieten, die talrijk en geducht waren, zich tegen hem zouden verbinden, en dat hij en zijn gezin een gemakkelijke prooi voor hen zouden worden? Ik zal verdelgd worden, ik en mijn huis. Indien al de Sichemieten verdelgd moeten worden om de misdaad van een, waarom dan niet al de Israëlieten om de misdaad van twee? Jakob wist voorzeker, dat God beloofd had zijn huis te bewaren en te bestendigen, maar hij kon terecht vrezen, dat de snode handelingen van zijn kinderen een verbeurdverklaring tengevolge kon hebben, en het erfrecht hem ontnomen zou worden. Als zonde in huis is, dan is er reden om te vrezen dat het verderf aan de deur is. Teder liefhebbende ouders voorzien de slechte gevolgen van de zonde, waarvoor hun slechte kinderen generlei vrees gevoelen. Nu zou men denken dat zij hierdoor bewogen zouden worden, en zich voor hun vrome vader verootmoedigd zouden hebben hem om vergeving zouden hebben gevraagd, maar inplaats hiervan rechtvaardigen zij zich, en geven hem dit onbeschofte antwoord: Zou hij dan met onze zuster als met een hoer doen? Neen, dat moest hij niet, maar indien hij het wèl doet, moeten zij dan hun eigen wrekers zijn? Kan het onrecht aan een dwaas meisje gepleegd, door niets goedgemaakt worden dan door zoveel mensenlevens en het verderf van een hele stad? Door hun vraag maken zij aanmerking op hun vader, alsof hij er wel genoegen mede genomen zou hebben, dat men met zijn dochter als met een hoer doet. Het is iets heel gewoons dat zij, die tot het een uiterste overslaan, diegenen smaden en bedillen, die de middenweg houden, alsof zij tot het andere uiterste oversloegen. Hen, die de strengheid van de wraak veroordelen, zal men in een vals daglicht plaatsen, hen voorstellen alsof zij de misdaad beschermden of goedkeurden.