Ga naar inhoud

Hábakuk

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK VAN DE PROFEET HABAKUK🔗

Het is een dwaze inbeelding van enige Joodse rabbijnen, als zou deze profeet de zoon zijn der Sunamietische vrouw, haar eens zo wonderdadig geschonken, en daarna door Eliza opgewekt, 2 Koningen 4; gelijk ze ook beweren, dat de profeet Jona de zoon was der weduwe te Zarfath, door Elia in het leven teruggeroepen. Waarschijnlijker is de onderstelling van nieuwere geschiedkundigen, dat hij leefde en profeteerde in de tijd van koning Manasse, wiens goddeloosheid zo groot was, dat ze het verderf haastig over stad en land bracht, de verwoesting door de Chaldeeën, die de profeet vermeldt als de werktuigen van Gods oordelen. Manasse zelf werd naar Babel gevoerd, als een proef van water geschieden zou. In de apocriefe historie van Bel en de Draak wordt van Habakuk melding gemaakt als de profeet in het land van Juda, die vandaar door een engel naar Babel gevoerd werd om Daniël in de leeuwenkuil te voeden.

Zij, die deze geschiedenis geloven, nemen alle moeite om het leven van de profeet voor de ballingschap en zijne voorspelling dienaangaande met dat apocrief verhaal te verzoenen. Huetius meent, dat daar sprake is van een anderen profeet van dezelfde naam, die van de stam van Simeon, gene van de stam van Levi; anderen houden het ervoor, dat hij tot het einde der ballingschap heeft geleefd, al profeteerde hij ook reeds voor het begin. En weer anderen geloven, dat dat voeden van Daniël door Habakuk geestelijk moet worden verstaan: Daniel leefde uit geloof, zoals Habakuk had gezegd, dat de rechtvaardige doen zou; Daniël werd door dat woord gevoed, Habakuk 2: 4.

De profetie van dit boek is een samenvoeging van wat de profeet in naam des volks tot God en wat God tot het volk zegt, want het is des profeten taak, beiderlei tolk te zijn. Wij hebben hier een levendige voorstelling van het verkeer en de gemeenschap tussen een genaderijken God en een begenadigde ziel. Het geheel heeft voornamelijk betrekking op der Chaldeeën inval in het land van Juda, die het volk van God rampen bracht, een rechtvaardige straf voor de rampen, die ze over elkaar hadden gebracht. Maar het heeft ook een algemene betekenis, vooral om ons door die grote verzoeking heen te helpen, die godvrezende lieden door alle eeuwen hebben ondervonden, voortvloeiende uit de voorspoed en de macht der goddelozen en het daardoor veroorzaakte lijden der rechtvaardigen.