Maleáchi
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK VAN DE PROFEET MALEÁCHI🔗
Gods profeten waren Zijne getuigen bij de kerk, elk op zijn tijd, gedurende verscheidene eeuwen, getuigen van Hem en van Zijn gezag, getuigen tegen de zonde en de zondaars, betuigende de ware betekenis van Gods leidingen met Zijn volk en de vriendelijke genadevolle bedoelingen met de kerk in de dagen van de Messias, Wie alle profeten getuigenis gaven, want aller getuigenis stemde overeen. Al is Maleáchi de laatste en al eindigt in hem de profetie, de Geest der profetie schijnt toch in hem even klaar en sterk en heerlijk als in enigen der hem voorafgaande, zodat zijne profetie gelijke aandacht vraagt. De Joden zeggen, dat de profetie veertig jaren onder de tweeden tempel voortduurde, en dezen profeet noemen zij het zeges der profetie, omdat in hem de reeks of opeenvolging der profeten afgebroken werd en een einde nam. God heeft in Zijne wijsheid verordend, dat de goddelijke openbaring enige eeuwen zou zwijger voor de komst van de Messias, opdat de grootste Profeet te meer op de voorgrond zou treden, de opmerkzaamheid boeien en te welkomer zijn. Laat ons overwegen,
I. de persoon van dezen profeet. Wij kennen allen zijn naam, Maleáchi en weten niets van zijn land of afkomst. Maleáchi betekent: Mijn engel, waaruit men heeft afgeleid, dat hij inderdaad een engel was, uit de hemel nedergedaald, en niet een mens, als die van Richteren 2:1. Maar deze gevolgtrekking mist voldoenden grond. Profeten waren gezanten, Gods gezanten, ook deze profeet; zijn naam is juist dezelfde, dien wij in het oorspronkelijke, Hoofdstuk 3:1, voor Mijnen engel vinden; en misschien is hij daarna Maleáchi genoemd, terwijl dan zijn eigenlijke naam een andere geweest is. En Mijn engel in Hoofdstuk 3: 1, ziet onweersprekelijk op Johannes de Doper, Mattheüs 11:10; Markus 1:2; Luk 7:27. De Chaldeeuwse parafrase en enkele Joden opperen het vermoeden, dat Maleáchi dezelfde is als Ezra, maar ook daarvoor bestaat geen grond. Ezra was een wetgeleerde, maar wij lezen nergens, dat hij een profeet was. Anderen, nog onwaarschijnlijker, zien in hem Mordechaï. Wij hebben alle reden om te onderstellen, dat hij iemand was, die hier bij zijn eigenlijken naam genoemd wordt; de overlevering van sommige ouden beweert, dat hij tot de stam van Zebulon behoorde en jong gestorven is.
II. de omvang zijner profetie. Haggaï en Zacharia waren gezonden om het volk te berispen over zijne traagheid in de tempelbouw; Maleáchi om hen te bestraffen over het slechte gebruik van de tempel, toen hij gebouwd was en over hun verontreiniging van de tempeldienst (want van bijgeloof en afgoderij vervielen zij in een ander uiterste van goddeloosheid, namelijk in godsdienstloosheid). De zonden, waarover Maleáchi klaagt, zijn dezelfde als die uit de tijd van Nehémia, wiens tijdgenoot hij waarschijnlijk geweest is. En nu de profetie ten einde liep, spreekt ze duidelijker van de Messias, als nabij, meer dan de andere profeten gedaan hadden, en besluit met een oproeping aan het volk van God om de wet van Mozes te blijven gedenken, terwijl het in verwachting verkeert, het Evangelie van Christus te vernemen.