Markus
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET EVANGELIE NAAR DE BESCHRIJVING VAN MARKUS🔗
Wij hebben het getuigenis gehoord van de eersten getuige voor de leer en de wonderen van onze Heere Jezus, en nu komt hier een ander getuige onze aandacht vragen. Het tweede levende schepsel zegt: Kom en zie. Openbaring 6:3. Laat ons dan het een en ander nagaan betreffende dezen getuige.
I. Zijn naam is Markus. Markus was een Romeinse naam, die zeer algemeen was, en toch hebben wij alle reden om te denken, dat hij door geboorte een Jood was; maar gelijk Paulus, toen hij tot de Heidenen ging, de Romeinse naam Paulus aannam, zo kan hij de naam Markus hebben aangenomen, terwijl zijn Joodse naam wellicht Mordechaï geweest is. Dit is het gevoelen van Hugo de Groot. Wij lezen van Johannes, bijgenaamd Markus, zusters zoon van Barnabas, op wie Paulus misnoegd was, Handelingen 15:37,38; doch aan wie hij later grote vriendelijkheid betoonde, en niet alleen de gemeenten bevolen heeft hem te ontvangen, Colossenzen 4:10 maar ook om hem zond, ten einde hem tot zijn hulp in de dienst te gebruiken met deze lofspraak: Hij is mij zeer nut tot de dienst, 2 Timotheüs 4:11; en hij rekent hem onder zijn medearbeiders. Filemon 24. Wij lezen van Markus, dien Petrus zijn zoon noemt, daar hij het middel is geweest tot zijn bekering, 1 Petrus 5:13; hetzij deze dezelfde is als die andere, en zo nee, wie hunner de schrijver was van dit Evangelie, is volstrekt onzeker. Onder de ouden was een overlevering in omloop, dat Markus dit Evangelie onder de leiding van Petrus heeft geschreven, en dat het door zijn gezag was bevestigd, zo zegt Hiëronymus: (Noot: Catal. Script. Eccles) Markus, de discipel en vertolker van Petrus, door de broederen naar Rome gezonden zijnde, schreef een beknopt Evangelie; en Tertullianus zegt: (Noot:Adv. Marcion, lib. 4, cap. 5) Markus, de tolk van Petrus, heeft in geschrifte overgeleverd hetgeen Petrus had gepredikt.
Maar gelijk Dr. Whitby terecht opmerkt: Wat behoeven wij de toevlucht te nemen tot het gezag van Petrus ter ondersteuning van dit Evangelie, of met Hiëronymus te zeggen, dat Petrus het goedkeurde en het met zijn gezag aanbeval om in de gemeenten te worden gelezen, wanneer wij, hoewel het waar is, dat Markus geen apostel was, toch alle reden hebben om te geloven, dat hij, zowel als Lukas, tot de zeventig discipelen heeft behoord, die met de apostelen omgegaan hebben al de tijd, Handelingen 1:21, dezelfde opdracht hadden ontvangen als de apostelen, Lukas 10:19, en hoogst waarschijnlijk te gelijk met hen de Heilige Geest hebben ontvangen, Handelingen 1:15; 2:1-4; zodat het niets aan de geldigheid of waardij van dit Evangelie afdoet, dat Markus niet een der twaalven is geweest, zoals Matthéüs en Johannes dit waren. Hiëronymus zegt, dat hij, na dit Evangelie geschreven te hebben, naar Egypte is gegaan, en de eerste is geweest om het Evangelie te prediken in Alexandrië, waar hij een gemeente stichtte, voor welke hij een groot voorbeeld was van een heilig leven. Door zijn leer en zijn leven was hij zulk een sieraad van de gemeente, die hij had gesticht, dat zijn voorbeeld een invloed ten goede was voor al de volgelingen van Christus.
II. Betreffende zijn getuigenis.
1. Markus’ Evangelie is kort, veel korter dan dat van Matthéüs, daar de redevoeringen van Christus er niet zo uitvoerig in worden meegedeeld als in dat Evangelie, daar deze evangelist voornamelijk de nadruk legt op zijn wonderen.
2. Het is grotendeels een herhaling van hetgeen wij reeds in Matthéüs gehad hebben; vele merkwaardige bijzonderheden worden gevoegd bij de geschiedenissen, die dáár vermeld worden, maar niet vele nieuwe zaken. Als vele getuigen geroepen worden om hetzelfde feit te bewijzen, waarover geoordeeld moet worden, dan wordt het niet vervelend, maar wel hoogst noodzakelijk gevonden, dat, ieder hunner het in zijn eigen woorden zal verhalen, telkens en nogmaals; opdat door de overeenstemming van het getuigenis de waarheid zal bestaan; daarom moeten wij dit boek der Schrift niet onnodig of nutteloos vinden, want het is geschreven, niet slechts om ons geloof te bevestigen, dat Jezus Christus de Zoon van God is; maar om ons de dingen voor de geest te roepen, die wij in het vorige Evangelie gelezen hebben, opdat wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, en wij ze niet uit ons geheugen laten glippen.
Zelfs zij, die van een oprecht gemoed zijn, hebben het nodig opgewekt te worden om gedachtig te zijn aan de woorden, die van de heilige profeten te voren gesproken zijn, omdat de mens zo licht geneigd is ze te vergeten. Er is geen grond voor de overlevering, dat dit Evangelie het eerst in het Latijn geschreven is, hoewel het te Rome werd geschreven. Het was geschreven in het Grieks, evenals de brief van Paulus aan de Romeinen, daar het Grieks toenmaals meer als de algemene wereldtaal gold.