Nehémia
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK NEHÉMIA🔗
Dit boek vervolgt de geschiedenis van de KINDEREN DER GEVANGENSCHAP, de arme Joden, die nu onlangs uit Babel naar hun eigen land waren teruggekeerd. Te dier tijd bloeide niet alleen de Perzische monarchie in grote pracht en macht, maar ook Griekenland en Rome begonnen zeer groot te worden, en een zeer aanzienlijke rol te spelen in de wereldgeschiedenis. Van de zaken dezer hoge en machtige staten zijn authentieke berichten in wezen; maar de gewijde, door de Heiligen Geest ingegeven, geschiedenis neemt slechts kennis van de staat der Joden, en maakt geen melding van andere volken, dan voor zover het Israël Gods tot hen in betrekking stond; want des Heeren deel is Zijn volk, zij zijn Zijn bijzondere schat, en in vergelijking met hen is het overige deel der wereld slechts van geringe waardij, Ezra, de Schriftgeleerde, en Nehémia, de tirsatha, hebben nooit een kroon gedragen, geen leger aangevoerd, geen land veroverd, waren niet beroemd voor filosofie of welsprekendheid, maar beiden weren Godvruchtige biddende mannen, en in hun tijd van zeer grote dienst voor de kerk Gods en de belangen van de Godsdienst, en daarom zijn zij in mijne schatting groter mannen en meer eerwaardig, niet alleen dan iemand uit de Romeinse consuls of dictators, maar dan Xenophon, of Demosthenes, of zelfs Plato, die in dezelfden tijd geleefd hebben, en de schitterende sieraden waren van Griekenland.
Van Nehémia’s werkzaamheid voor de bevordering en vestiging van Israël hebben wij een volledig bericht in dit boek zijner eigen gedenkschriften, waarin hij niet slechts de werken zijner handen vermeldt, maar ook de werkingen van zijn hart in het besturen der openbare zaken; in zijn verhaal menige Godvruchtige gedachten en uitroepingen inlassende, die van de diepe, ernstige vroomheid van zijn hart getuigen en zeer bijzonder eigen zijn aan zijn geschrift. Twaalf jaren is hij landvoogd van Judea geweest onder Artahsastha, koning van Perzië, van zijn twintigste jaar, Hoofdstuk 1:1, tot zijn twee en dertigste jaar, Hoofdstuk 13:6. Dr. Lightfoot denkt dat dit de Artahsastha was, van wie Ezra zijn lastbrief had.
Dit boek verhaalt:
I. Nehémia’s zorgvolle belangstelling in Jeruzalem, en de opdracht, die hij van de koning ontving om derwaarts heen te gaan, Hoofdstuk 1, 2.
II. Zijn bouwen van de muur te Jeruzalem in weerwil van de tegenstand, dien hij er bij ontmoette, Hoofdstuk 3, 4.
III. Zijn herstel van de grieven des volks, Hoofdstuk 5.
IV. De voltooiing van de muur, Hoofdstuk 6.
V. Zijne opneming van het getal des volks, Hoofdstuk 7.
VI. De Godsdienstige plechtigheden van het lezen der wet, het vasten en bidder" en de vernieuwing des verbonds, waartoe hij het volk opriep, Hoofdstuk 8-10.
VII. Zijn zorg om de heilige stad te bevolken, en de vestiging van de heiligen stam, Hoofdstuk 11, 12.
VIII. Zijn ijver om verschillende misbruiken af te schaffen, Hoofdstuk 13. Sommigen noemen dit het tweede boek van Ezra, niet omdat hij er de schrijver van was, maar omdat het een vervolg is van de geschiedenis van het voorafgaande boek, waarmee het in verband staat, vers 1. Dit was het laatste historische boek, gelijk Maleáchi het laatste profetische boek is van het Oude Testament.