Numeri
EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET VIERDE BOEK VAN MOZES GENAAMD NUMERI🔗
De titels der vijf boeken van Mozes, die wij in onze Bijbels gebruiken, zijn allen ontleend aan de Griekse vertaling der Zeventigen, de oudste overzetting van het Oude Testament, die ons bekend is. Alleen voor dit boek is de titel ontleend aan het Latijn, terwijl voor al de overigen de Griekse benamingen zijn behouden. Men had ook voor dit boek de Griekse titel Arithmoi kunnen behouden, evengoed als Genesis voor het eerste en Exodus voor het tweede; of men had ook die namen kunnen vertalen, en het eerste boek: het Ontstaan of de Wording, het tweede de Uittocht of de Ontkoming hebben kunnen noemen, zoals dit derde boek Numeri, dat is: de getallen, of tellingen genoemd wordt. Dit boek is aldus genoemd vanwege de getallen der kinderen Israëls, die zo dikwijls in dit boek vermeld zijn, en zo wèl waardig om er de titel aan te geven, omdat het de merkwaardige vervulling was van Gods belofte aan Abraham; dat zijn zaad zou zijn als de sterren des hemels in menigte. Het heeft ook betrekking op hun tellingen, ene bij de berg Sinaï, Hoofdstuk 1, de andere in de vlakten van Moab, negen en dertig jaren later, Hoofdstuk 26. En geen drie mannen van nu waren dezelfden als van toen. Het boek is bijna gelijkmatig verdeeld tussen geschiedenis en wetten, door elkaar gemengd.
I. Wij hebben de geschiedenissen van de telling en rangschikking der stammen, Hoofdstuk 1-4; de wijding van het altaar en van de Levieten, Hoofdstuk 7, 8; hun optrekken, Hoofdstuk 9,10; hun murmureren en hun ongeloof, om welke reden zij veroordeeld werden om veertig jaren in de woestijn om te wandelen, Hoofdstuk 11-14; de rebellie van Korach, Hoofdstuk 16,17; de geschiedenis van het laatste der veertig jaren, Hoofdstuk. 20-26; de verovering van Midian, en de vestiging der twee stammen, Hoofdstuk 31-32; met een verhaal van hun reizen, Hoofdstuk 33.
II. Wij hebben onderscheidene wetten: omtrent de Nazareeërs enz., Hoofdstuk 5, 6; en wederom omtrent de last der priesters, enz. Hfd. 18, 19; feesten, Hoofdstuk 28, 29; en geloften, Hoofdstuk 20; en betreffende hun vestiging in Kanaän, Hoofdstuk 27, 34, 35,36. Een uittreksel van veel in dit boek hebben wij in weinig woorden in Psalm 95:10 :Veertig jaren heb Ik verdriet gehad aan dit geslacht, en ene toepassing er van op onszelf in Hebreeën 4:1. Laat ons dan vrezen achtergebleven te zijn. Veel aanzienlijke volken waren toen in wezen, die in steden en versterkte plaatsen woonden, van wie door de gewijde geschiedschrijver geen nota wordt genomen, terwijl zeer nauwkeurig aantekening wordt gehouden van de zaken en lotgevallen van een handvol mensen, die in tenten woonden, en op vreemde wijze ronddwaalden in een woestijn, omdat zij de kinderen waren van het verbond: want des Heeren deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve.