Openbaring 19
- EN na dezen hoorde ik als een grote stem ener grote schare in den hemel, zeggende: Hallelujah; de zaligheid en de heerlijkheid en de eer en de kracht zij den Heere onzen God;
- Want Zijn oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig, dewijl Hij de grote hoer geoordeeld heeft, die de aarde verdorven heeft met haar hoererij, en Hij het bloed Zijner dienaren van haar hand gewroken heeft.
- En zij zeiden ten tweeden male: Hallelujah. En haar rook gaat op in alle eeuwigheid.
- En de vier en twintig ouderlingen en de vier dieren vielen neder en aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Hallelujah.
- En een stem kwam uit den troon, zeggende: Looft onzen God, gij al Zijn dienstknechten, en gij die Hem vreest, beide klein en groot.
- En ik hoorde als een stem ener grote schare en als een stem veler wateren en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Hallelujah; want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning geheerst.
- Laat ons blijde zijn en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven; want de bruiloft des Lams is gekomen, en Zijn vrouw heeft zichzelve bereid;
- En haar is gegeven dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen.
- En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zijn zij die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft des Lams. En hij zeide tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden Gods.
- En ik viel neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, en hij zeide tot mij: Zie dat gij dat niet doet; ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben; aanbid God. Want de getuigenis van Jezus is de geest der profetie.
- En ik zag den hemel geopend, en zie, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid.
- En Zijn ogen waren als een vlam vuurs en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een Naam geschreven, dien niemand wist dan Hij Zelf.
- En Hij was bekleed met een kleed dat met bloed geverfd was; en Zijn Naam wordt genaamd het Woord Gods.
- En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad.
- En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
- En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren.
- En ik zag een engel, staande in de zon; en hij riep met een grote stem, zeggende tot al de vogelen, die in het midden des hemels vlogen: Komt herwaarts en vergadert u tot het avondmaal des groten Gods,
- Opdat gij eet het vlees der koningen, en het vlees der oversten over duizend, en het vlees der sterken, en het vlees der paarden en dergenen die daarop zitten, en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten.
- En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun heirlegers vergaderd om krijg te voeren tegen Hem Die op het paard zat, en tegen Zijn heirleger.
- En het beest werd gegrepen, en met hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had die het merkteken van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer brandt.
- En de overigen werden gedood met het zwaard Desgenen Die op het paard zat, hetwelk uit Zijn mond ging; en al de vogelen werden verzadigd van hun vlees.
Inleiding🔗
In dit hoofdstuk hebben wij:
I. Verder verhaal van het zegelied der engelen en heiligen bij de val van Babylon, vers. 1-4.
II. Het huwelijk tussen Christus en de gemeente afgekondigd en voltrokken, vers 5-10.
III. Een andere krijg, gevoerd door het heerlijk hoofd der gemeente, en de uitslag daarvan, vers 10- 21.
Openbaring 19:1-4🔗
In het voorgaande hoofdstuk was de val van Babylon besloten, geëindigd en onherstelbaar verklaard, dit vangt aan met een heiligen zegezang over haar, tengevolge van de oproeping daartoe in Hoofdstuk 18:20 : Bedrijft vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen en gij profeten! Daaraan beantwoorden dezen met blijdschap, wij hebben hier:
1. De vorm van hun dankzegging in dat hemelse, alles-omvattende woord: Hallelujah! Looft de Heere!, waarmee zij beginnen, voortgaan en eindigen, vers 4. Hun gebeden zijn nu in lofzeggingen veranderd, hun hosanna’s eindigen in halleluja’s.
2. De oorzaak van hun dankzegging. Zij prijzen Hem om de waarachtigheid van Zijn woord en de rechtvaardigheid van Zijn voorzienige handelingen, voornamelijk in deze grote gebeurtenis, de verwoesting van Babylon, de moeder, de voedster, de verblijfplaats van afgoderij, zinnelijkheid en wreedheid, vers 2. Om dit treffend voorbeeld van Goddelijke gerechtigheid zingen zij: De zaligheid en de heerlijkheid en de eer en de kracht zij de Heere, onze God.
3. De uitwerking van deze dankzegging. Wanneer de engelen en de heiligen hun: Hallelujah! zongen, vlamde het vuur vinniger op, en haar rook gaat op in alle eeuwigheid, vers 3. Het zekerste middel om de voortzetting en voltooiing van onze verlossing te verkrijgen. Is Gode heerlijkheid te brengen voor hetgeen Hij reeds voor ons gedaan heeft. God loven voor hetgeen wij hebben. Is bidden op de doeltreffendste wijze om hetgeen verder voor ons gedaan moet worden, de gebeden van de heiligen blazen het vuur van Gods toorn tegen de ge- meenschappelijke vijand aan.
4. De gezegende overeenstemming tussen engelen en heiligen in dezen zegezang, vers 4. De gemeenten en haar dienaren houden met de engelen een beurtzang, jubelen het refrein, vallen neer, aanbidden God en roepen: Amen, Hallelujah!
Openbaring 19:5-10🔗
Nu de zegezang geëindigd is, vangt een huwelijkslied aan, vers 6. Merk hier op:
I. De overeenstemming der hemelse muziek. Het koor was groot en luide: Een grote schare, en als een stem veler wateren en als een stem van sterke donderslagen. God is vreeslijk onder de lofzangen. Er is geen wanklank in de hemel, de morgensterren zingen tezamen, geen toon gaat vals, alles is zuivere en volmaakte muziek.
II. De aanleiding tot dit lied: de regering en heerschappij van de almachtige God, die de gemeente heeft gekocht met Zijn eigen bloed, en die nu gereed staat haar openlijk ten huwelijk te nemen. De bruiloft des Lams is gekomen, vers 7. Sommigen menen dat dit slaat op de bekering der Joden, welke zij geloven dat op de val van Babylon volgen zal, anderen passen het toe op de algemene opstanding, het eerste schijnt het waarschijnlijkste te zijn.
1. Wij hebben hier een beschrijving van de bruid, hoe haar voorkomen was: niet in vrolijke, opzichtige kleding als de moeder der hoererijen, maar in rein en blinkend fijn lijnwaad, de rechtvaardigmakingen der heiligen. In de lange gewaden van de rechtvaardigheid van Christus, gegeven ter rechtvaardigmaking en ingeplant ter heiligmaking, het witte kleed van vergeving, aanneming en vrijmaking, en van reinheid en algehele heiligheid. Zij had hare klederen gewassen en wit gemaakt in het bloed des Lams, en haar bruidstooi had zij niet gekocht voor enigen prijs van haar zelve, maar ontvangen als gave en geschenk van haar gezegende Heere. De bruiloft, welke, hoewel niet in bijzonderheden omschreven gelijk in Mattheus 22:4, gezegd wordt allen gelukzalig te maken, die er toe geroepen worden, zo geroepen dat zij de uitnodiging aannemen, een bruiloft gegrond op de beloften Gods. Deze zijn de waarachtige woorden Gods, vers 9. Deze beloften, geopend, toegepast, verzegeld en gewaarborgd door de Geest Gods. In heilige sacramenten, zijn de bruiloft, en het gehele lichaam van allen, die aan dit feest deelnemen. Is de bruid, de vrouw des Lams. Zij eten in een lichaam, zij drinken in een Geest, zij zijn niet alleen toeschouwers of gasten, maar zij vormen de echtgenote, zij zijn het mystieke lichaam van Christus.
2. De aandoening van blijdschap, welke de apostel over zich voelde komen bij dat gezicht. Hij viel neer voor de voeten van de engel om hem te aanbidden. Hij onderstelde dat die meer was dan een bloot schepsel, of wel, zijn gedachten werden voor een ogenblik beneveld door de kracht zijner genegenheden. Merk hier op:
A. Welke eer hij de engel bracht. Hij viel aan zijn voeten om hem te aanbidden, dit neervallen was een gedeelte van uiterlijke verering, het was de houding van eigenlijke aanbidding.
B. Hoe de engel dit weigerde en niet zonder enig verwijt. Zie dat gij dat niet doet. Ik ben uw mededienstknecht en uwer broederen, die de getuigenis van Jezus hebben. Ik ben een schepsel, en gelijk in bediening, hoewel niet in natuur. Ik, als engel en boodschapper van God heb de getuigenis van Jezus, de opdracht om van Hem te getuigen en de getuigenis omtrent Hem te bevestigen, en gij, als apostel, die de Geest der profetie heeft, moet dezelfde getuigenis afleggen, en daarom zijn wij in dat opzicht broederen en mededienstknechten.
C. Hij wijst hem op het enige en ware voorwerp van godsdienstige verering, namelijk God. Aanbid God en Hem alleen. Dit veroordeelt ten volle de praktijken van de papisten, die brood en wijn aanbidden, benevens heiligen en engelen, en de praktijken van Socinianen en Arianen, die niet geloven dat Christus waarachtig en van nature God is en Hem toch Goddelijke verering brengen. En het toont aan welke ellendige vijgenbladeren al hun uitvluchten en verontschuldigingen zijn, die zij ter hunner verdediging bijbrengen. Hier staan zij door een engel van de hemel overtuigd van afgoderij.
Openbaring 19:11-21🔗
Zodra het huwelijk tussen Christus en Zijn gemeente plechtig gevierd was door de bekering der Joden, werd het verheerlijkte Hoofd van de gemeente geroepen tot een nieuwe krijg. die zich voordoet als de groten slag van Armageddon, voorzegd in Hoofdstuk 16:16. Merk hier op:
I. De beschrijving van de groten bevelhebber.
1. De zetel van Zijn koninkrijk, de hemel, Zijn troon is daar en Zijn macht en gezag zijn hemels en Goddelijk.
2. Zijn uitrusting, opnieuw wordt Hij beschreven als rijdende op een wit paard, hetgeen aantoont de zuiverheid van Zijn zaak en de zekerheid van Zijn overwinning.
3. Zijn eigenschappen, Hij is getrouw en waarachtig, aan Zijn verbond en zijn beloften, Hij is rechtvaardig in al zijn handelingen als Rechter en Veldheer, Hij heeft doordringende kennis van al de kracht en de krijgskunde van Zijn vijand. Hij heeft grote en uitgestrekte heerschappij: vele koninklijke hoeden waren op Zijn hoofd, want Hij is de Koning der koningen en de Heere der heren.
4. Zijn wapenrusting, een kleed, dat met bloed geverfd was, hetzij Zijn eigen bloed, waarmee Hij Zijn macht als Middelaar verwierf, hetzij het bloed van de vijanden, die Hij reeds onderworpen had. 5. Zijn naam: Het Woord Gods, een naam die niemand ten volle verstaat behalve Hij zelf. Wij weten alleen dat dit Woord was God geopenbaard in het vlees, maar Zijn volkomenheid kan geen schepsel ooit begrijpen.
II. Het leger dat Hij aanvoerde, vers 14. Een zeer groot leger, uit verscheidene troepen bestaande, engelen en heiligen volgden Zijn banier, en geleken op Hem in hun uitrusting en in hun wapening van reinheid en gerechtigheid, de uitverkorenen, geroepenen en gelovigen.
III. Zijn krijgswapen. Uit Zijn mond ging een scherp zwaard, vers 15, waarmee Hij de heidenen slaan zou, hetzij de bedreigingen van het geschreven woord, welke Hij nu ging vervullen, of liever Zijn bevelwoord, waarmee Hij zijn volgelingen opriep om nu een gerechtigde wraak te nemen op zijn en hun vijanden, die thans in de wijnpersbak van de toorn Gods geworpen zouden worden en door Zijn voeten vertreden.
IV. De tekenen van Zijn gezag, Zijn wapenschild. Hij heeft op Zijn kleed en op zijn dij dezen naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren, aanduidende Zijn macht en gezag en de oorzaak van Zijn twist, vers 16.
V. Een uitnodiging aan al de vogelen des hemels, om te komen en de veldslag te zien, hun aandeel in de buit te nemen en het slagveld te plunderen, vers 17, 18, aanduidende dat deze grote, beslissende botsing de vijanden der gemeente zou overleveren aan de vogelen als een prooi en dat de gehele wereld reden zou hebben om zich daarover te verheugen.
VI. De veldslag zelf. De vijand valt aan met grote woede, aangevoerd door het beest en de koningen der aarde, de machten van aarde en hel wagen een uiterste poging, vers 19.
VIl. De overwinning behaald door het grote en heerlijke hoofd der gemeente. Het beest en de valse profeet, de veldheren van het leger, worden gevangen genomen, hij, die hen dwong door zijn macht, en hij, die hen leidde door zijn staatkunde en leugens. Zij worden gegrepen en geworpen in de poel des vuurs, die van sulfer brandt, onmachtig gemaakt om de gemeente Gods ooit weer lastig te vallen. Al de volgelingen-de aanvoerders en de gewone krijgsknechten-worden naar oorlogsrecht gevonnist en aan de vogelen des hemels ten spijze gegeven. Hoewel de Goddelijke wraak voornamelijk op het beest en de valse profeet vallen zal, zal er toch geen verontschuldiging zijn voor degenen, die onder hun banier vochten, omdat zij alleen slechts hun leiders volgden en dier bevelen gehoorzaamden. Die voor hen willen strijden, moeten met hen vallen en omkomen. Handelt daarom verstandelijk, laat u tuchtigen, gij rechters der aarde, kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij op de weg vergaat, Psalm 2:10, 12.