Ga naar inhoud

Prediker

EEN VERKLARING MET PRAKTISCHE OPMERKINGEN VAN HET BOEK PREDIKER🔗

Nog bevinden wij ons onder Salomo’s gelukkige mannen, zijn gelukkige dienstknechten, die gedurig voor zijn aangezicht stonden om zone wijsheid te horen, en het is de keur van al de uitspraken zijner wijsheid, die meer onmiddellijk door Gods Geest waren ingegeven, die ons hier wordt overgeleverd, niet om, zoals door hen, slechts eenmaal te worden gehoord, waarna zij allicht verkeerd begrepen of vergeten kunnen worden en door de herhaling hare schoonheid kunnen verliezen; maar om gelezen, herlezen en bepeinsd te worden, en dan in altoosdurende herinnering bewaard te blijven.

Het bericht, dat wij hebben van Salomo’s afval van God in de laatste jaren zijner regering, 1 Koningen 11:1, is het tragische deel van zijn geschiedenis. Wij kunnen onderstellen dat hij in zijn bloeitijd zijn Spreuken gesproken heeft, toen hij nog aan zijn oprechtheid heeft vastgehouden, maar zijn Prediker heeft gegeven toen hij oud was geworden, want hij spreekt met veel gevoel van de ouderdom, hoofdstuk 1, en door Gods genade van zijn val was opgericht. Daar heeft hij zijn opmerkingen meegedeeld, hier spreekt hij van zijn eigen ervaringen. Dit is wat dagen spreken, en de wijsheid, die door de veelheid der jaren wordt geleerd. de titel van het boek en de naam van de schrijver zullen wij vinden in het eerste vers, en daarom zullen wij hier slechts opmerken:

I. Dat het een leerrede is, een leerrede in druk; de tekst is: Hoofdstuk 1:2. IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid; dat is ook de leerstelling, uitvoerig bewezen en aangetoond dool vele argumenten en een inleiding tot bijzonderheden. Onderscheidene tegenwerpingen of bedenkingen worden beantwoord, en aan het einde vinden wij de toepassing van dit alles in het gebruik, dat ervan gemaakt moet worden, bij wijze van vermaning en opwekking, om onzen Schepper te gedenken, Hem te vrezen, en zijn geboden te houden. Er zijn in dit boek vele dingen, die duister zijn en moeilijk te verstaan, en sommige dingen, die mensen van een verdorven geest verdraaien tot hun eigen verderf, omdat zij niet weten te onderscheiden tussen Salomo’s argumenten en de tegenwerpingen van atheïsten en epicuristen; maar er is genoeg, dat gemakkelijk en duidelijk is om ons te overtuigen zo wij slechts overtuigd willen worden van de ijdelheid der wereld en haar volslagen ongenoegzaamheid om ons gelukkig te maken, de snoodheid der zonde en haar stellige en zekere strekking om ons rampzalig te maken; en van de wijsheid om Godsdienstig te zijn, en de degelijke vertroosting, die wij smaken in het doen van onzen plicht, beide jegens God en de mensen. Dat moet de bedoeling en strekking wezen van iedere prediking, en het is een goede leerrede, waarin dat doel enigermate tenminste wordt bereikt.

II. Dat het een boetprediking is, zoals sommigen van Davids psalmen boetpsalmen zijn. Het is een prediking van berouw, waarin de prediker zijn dwaasheid en dwaling diep betreurt, waarmee hij zich voldoening had beloofd in de dingen dezer wereld, en zelfs in de verboden genoegens der zinnen, die hij nu bevindt bitterder te zijn dan de dood. Zijn val is een bewijs van de zwakheid der menselijke natuur. De wijze beroeme zich dus niet in zone wijsheid, en zegge niet:"Ik zal nooit zo dwaas zijn om zo en zo te doen," als Salomo zelf, de wijste der mensen, zo uiterst dwaas heeft gehandeld; en de rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom, daar Salomo’s rijkdom zo noodlottig een strik voor hem geweest is, en hem veelmeer kwaad gedaan heeft, dan de armoede aan Job gedaan heeft. zijn bekering, zijn wederherstelling is een bewijs van de macht van Gods genade in het terugbrengen tot God van iemand, die zover van Hem was afgeweken; het is mede een bewijs van de rijkdom van Gods genade in hem aan te nemen, niettegenstaande de vele verzwaringen van zijn zonde, ingevolge de belofte, gedaan aan David, dat: zo zijn kinderen misdoen, zit getuchtigd, maar niet verworpen zullen worden, 2 Samuel 7:14, 15. Hij dus, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle, en hij, die gevallen is, haaste zich om weer op te staan, en wanhope noch aan hulp daarbij, noch aan zijn wederaanneming.

III. Dat het een praktische, nuttige leerrede is. Salomo, tot berouw en bekering gebracht zijnde, besluit, evenals zijn vader, de overtreders Gods wegen te leren, Psalm 51:15, en allen te waarschuwen om er zich voor te wachten om in de dwaling te vervallen, die hem zo noodlottig is geweest, en dat waren vruchten der bekering waardig. De fundamentele dwaling van de kinderen der mensen, en die op de bodem is van al hun afwijkingen van God, is dezelfde als die van onze eerste ouders, de hoop om als goden te zijn, door zich te onderhouden met hetgeen goed schijnt te zijn tot spijze, een lust is voor de ogen en begeerlijk om verstandig te maken. Het doel nu van dit boek is: aan te tonen, dat dit een grote vergissing is, dat ons geluk niet daarin bestaat om als goden te zijn voor onszelf, te hebben wat wij willen, en te doen wat wij willen, maar wel daarin, dat wij Hem, die ons gemaakt heeft, tot onze God hebben.

De redelijke wijsgeren hebben veel getwist over het geluk van de mens, of zijn hoogste goed; zij hadden daar verschillende meningen over; maar in dit boek beslist Salomo deze kwestie, en verzekert ons dat God te vrezen en zijn geboden te houden, het ganse werk of ambt des mensen is, Hoofdstuk 12:13. Hij onderzocht welke voldoening er gevonden kon worden in de rijkdom der wereld en de genietingen der zinnen, en verklaarde tenslotte, dat het alles ijdelheid en kwelling des geestes is. Toch zijn er zeer velen, die zijn woord niet aannemen, maar dezelfde gevaarlijke proef willen nemen, en zij blijkt noodlottig voor hen te wezen.

1. Hij toont de ijdelheid aan van de dingen, waarvan de mensen gewoonlijk hun geluk verwachten, zoals menselijke geleerdheid en staatkunde, zinnelijk genot, eer en macht, rijkdom en grote bezittingen. En

2. Dan schrijft hij middelen voor tegen de kwelling des geestes waarvan zij vergezeld gaan. Hoewel wij ze niet genezen kunnen van hun ijdelheid, kunnen wij toch de moeite en het verdriet voorkomen, die zij ons geven, door er los van te zijn, er in het redelijke van te genieten, maar er nooit hoge verwachtingen van te koesteren, en te berusten in de wil van God met ons in iedere gebeurtenis; en inzonderheid God te gedenken in de dagen onzer jeugd en in zijn vreze en Zijn dienst te volharden al onze dagen, en wel met oog op het toekomende oordeel.