Ga naar inhoud

Psalm 150

  1. HALLELUJAH. Looft God in Zijn heiligdom; looft Hem in het uitspansel Zijner sterkte.
  2. Looft Hem vanwege Zijn mogendheden; looft Hem naar de menigvuldigheid Zijner grootheid.
  3. Looft Hem met geklank der bazuin; looft Hem met de luit en met de harp.
  4. Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel.
  5. Looft Hem met helklinkende cimbalen; looft Hem met cimbalen van vreugdegeluid.
  6. Alles wat adem heeft, love den HEERE. Hallelujah.

Inleiding🔗

De eerste en de laatste van de psalmen hebben hetzelfde aantal verzen, zijn beide kort en zeer gedenkwaardig, maar hun strekking is zeer verschillend, de eerste onderwijst ons in onze plicht, ten einde ons toe te bereiden voor het genot en de vertroosting van onze gebeden en lofzeggingen, deze is een en al verrukking en vervoering, en was misschien geschreven om het slot te zijn van deze heilige liederen, ten einde te tonen wat het doel en de bestemming is van allen, namelijk om ons behulpzaam te zijn in het loven van God. De psalmist is zelf vol geweest van de lof van God, en hier zou hij gaarne de gehele wereld er van vervullen, telkens en nogmaals roept hij: LOOFT de HEERE, looft Hem, looft Hem, looft Hem, niet minder dan dertien maal in deze zes korte verzen. Hij toont aan:

I. Hoe en waarvoor God geloofd moet worden, vers 1, 2.
II. Hoe en met welke uitdrukkingen van blijdschap God geloofd moet worden, vers 3-5.
III. Wie de Heere moeten loven, het is de plicht van iedereen, vers 6.
Bij het zingen van deze psalm, moeten wij trachten zeer getroffen te zijn door de volmaaktheden Gods en de lof, die Hem nu en tot in alle eeuwigheid wordt toegebracht.

Psalm 150:1-6🔗

Wij worden hier met de grootst mogelijke aandrang opgeroepen om God te loven. Indien dit, zoals sommigen onderstellen oorspronkelijk bedoeld was voor de Levieten om hen op te wekken tot hun dienst in het huis des Heeren als zangers en bespelers van muziekinstrumenten, moeten wij het toch beschouwen als tot ons gesproken te zijn, die onze Gode tot geestelijke priesters gemaakt zijn. En die herhaalde oproep geeft te kennen dat het een grote en noodzakelijke plicht is, een plicht, waarmee wij veel bezig moeten zijn, en waarin wij zeer verruimd moeten wezen, maar waarin wij van nature achterlijk zijn, koud in zijn, en waartoe wij dus gebracht en er bij gehouden moeten worden door gebod op gebod en regel op regel.

1. Vanwaar die schatting des lofs voortkomt, en van welk deel van Zijn heerschappij zij inzonderheid komt. Zij komt:

a. Uit Zijn heiligdom, prijst Hem daar, laat Zijn priesters, laat Zijn volk daar tot Hem gaan met hun lof. Waar zou Hij geloofd worden? Waar anders dan daar, waar Hij op bijzondere wijze Zijn heerlijkheid openbaart en Zijn genade mededeelt? Looft God vanwege Zijn heiligdom en de voorrechten, die wij genieten door dat in ons midden te hebben, Ezechiël 37:26. Looft God in Zijn heiligen zo lezen het sommigen, wij moeten het beeld Gods opmerken in hen, die geheiligd zijn, en hen om de wille van dat beeld liefhebben, en als wij hen prijzen, dan moeten wij in hen God prijzen.

b. Van het uitspansel van Zijn sterkte. Looft Hem om Zijn macht en heerlijkheid, die uitblinken in het uitspansel, in deszelfs grootte en glans en prachtige meubilering, en vanwege deszelfs machtige invloeden op deze aarde. Laat hen, die hun woning hebben in het uitspansel van Zijn sterkte, namelijk de heilige engelen, voorgaan in dit goede werk. Sommigen verstaan door het heiligdom, zowel als door het uitspansel van zijn sterkte, de hoogste hemelen, de woonstede van Zijn heerlijkheid, dat is inderdaad Zijn heiligdom, Zijn heilige tempel, en daar wordt Hij voortdurend geloofd, op veel beter wijze dan wij Hem kunnen loven. En het is ons tot troost, als wij bevinden dat wij het zo zwak en gebrekkig doen, dat het daar zo goed gedaan wordt.

2. Waarom deze schatting des lofs aan Hem verschuldigd is. Om velerlei redenen, inzonderheid:

a. Om de werken van Zijn macht, vers 2. Looft Hem vanwege Zijn mogendheden, voor al de voorbeelden van Zijn macht, de macht van Zijn voorzienigheid, de macht van Zijn genade, wat Hij gedaan heeft in de schepping, regering en verlossing van de wereld, voor de kinderen van de mensen in het algemeen, voor Zijn eigen kerk en kinderen in het bijzonder.

b. De heerlijkheid en majesteit van Zijn wezen, looft Hem naar de menigvuldigheid van Zijn grootheid, niet dat onze lof in verhouding kan staan tot Gods grootheid, want zij is oneindig, maar omdat Hij groter is dan wij kunnen uitdrukken of bevatten, moeten wij onze bevatting en uitdrukking zo hoog mogelijk doen reiken. Vrees niet te veel te zeggen tot lof van God, zoals wij dikwijls doen in ons prijzen zelfs van voorname en Godvruchtige mensen. "Deus non patitur hyperbolum wij kunnen van God niet spreken op hyperbolische wijze," al het gevaar bestaat in te weinig te zeggen, en daarom moeten wij, als wij het uiterste gedaan hebben van wat wij kunnen, erkennen dat, hoewel wij Hem geloofd hebben vanwege Zijn mogendheden, wij het toch niet naar verhouding ervan, of naar goede evenredigheid ervan, gedaan hebben.

3. Op wat wijze die schatting betaald moet worden: met alle soort van muziekinstrumenten, die toen bij de tempeldienst in gebruik waren, vers 3-5. Het is gelukkig van geen gewicht of belang voor ons, wat soort van instrumenten dit waren, het is genoeg, dat zij toen wel bekend waren. Van belang voor ons is te weten:

a. Dat hierdoor wordt aangeduid hoe vol het hart van de psalmist was van de lof van God, en hoe begerig hij was dat dit goede werk van God te loven voortgang zou hebben.

b. Dat wij in het dienen van God moeite noch kosten moeten sparen.

c. Dat de beste muziek in Gods oren Godvruchtige genegenheid des harten is, "non musica chordula, sed cor geen welluidende snaar, maar een welluidend hart." Loof God met een krachtig geloof, loof Hem met heilige liefde en zielsverlustiging, loof Hem met een volkomen vertrouwen op Christus, loof Hem met een gelovig triomferen over de machten van de duisternis, loof Hem met een ernstige begeerte naar Hem en een algehele voldoening in Hem, loof Hem door een algemene eerbied voor al Zijn geboden, loof Hem door een blijmoedige onderwerping aan al Zijn beschikkingen, loof Hem door u te verblijden in Zijn liefde en u te vertroosten met Zijn grote goedheid, loof Hem door de belangen te bevorderen van het koninkrijk van Zijn genade, loof Hem door een levendige troop op en verwachting van het koninkrijk van Zijn heerlijkheid.

d. Dat hoewel verscheidene instrumenten gebruikt werden in het loven van God het toch met een goede en volkomen harmonie gedaan moest worden, zij moesten elkaar niet hinderen, maar helpen. In plaats hiervan bestaat het Nieuw-Testamentische concert in eendrachtelijk, met een mond de God en Vader van onze Heere Jezus Christus te verheerlijken, Romeinen 15:6.

4. Wie deze schatting moeten betalen, vers 6. Alles, wat adem heeft, love de Heere. Hij begon met een oproep, gericht tot hen, die een plaats hadden in Zijn heiligdom en gebruikt werden in de tempeldienst, maar hij eindigt met een oproep, gericht tot alle kinderen van de mensen, met een blik op de tijd, wanneer de heidenen opgenomen zullen worden in de kerk, en aan alle plaats, Gode even welbehaaglijk als te Jeruzalem, dit reukwerk de Heere toegebracht zal worden, Maleachi 1:11. Sommigen denken dat in alles wat adem heeft ook de mindere schepselen begrepen moeten worden, zoals Genesis 7:22, al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had. Zij loven God naar hun vatbaarheid, het zingen van de vogelen is een soort van loven van God. De dieren zeggen als het ware tot de mens: wij zouden God loven indien wij het konden doe gij het voor ons. In zijn visioen hoorde Johannes een loflied van alle schepsel dat in de hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, Openbaring 5:13. Anderen denken dat alleen de kinderen van de mensen bedoeld zijn, want hun heeft God op meer bijzondere wijze de adem des levens ingeblazen, zodat zij levende zielen zijn geworden, Genesis 2:7. Thans, nu geboden is dat het Evangelie gepredikt zal worden aan ieder schepsel, ieder menselijk schepsel, wordt geëist dat ieder menselijk schepsel de Heere zal loven. Waarvoor hebben we onze adem, onze geest? Waarvoor anders dan om hem te gebruiken in het loven van God? En hoe kunnen wij hem beter gebruiken? Gebeden worden ons zuchten genoemd, Klaagliederen 3:56. Laat ieder, die tot God zucht in het gebed, er het voordeel en genot in vindende, ook zijn lof uitzuchten. Adem hebbende, zo laat de lof van God onze adem welriekend maken, laat ons in dit werk zijn als in ons element, laat het ons wezen als de lucht, waarin wij ademen, zonder welke wij niet kunnen leven. Onze adem in onze neusgaten hebbende, zo laat ons bedenken dat hij nu nog uitgaat, maar weldra uit zal gaan om niet weer te keren. Dewijl wij dus binnen kort onze laatste adem zullen uitblazen, zo laat ons, zolang de adem nog in ons is, de Heere loven, dan zullen wij, als wij voor het laatst ademen, getroost sterven en overgebracht worden in een betere staat en toestand, om Gods lof in een vrijere en betere lucht te ademen.

De eerste drie van de vijf boeken van de psalmen (naar de Hebreeuwse indeling) hadden tot besluit Amen, ja amen, het vierde eindigt met Amen, Hallelujah, maar het laatste, en daarmee het gehele boek van de psalmen, besluit slechts met Hallelujah, omdat de laatste zes psalmen geheel en al lof zijn van God, en er geen woord van klacht of smeking in voorkomt. Hoe naderbij goede Christenen aan hun einde zijn, hoe meer vol zij van de lof van God behoren te wezen. Sommigen denken dat deze laatste psalm ons het werk van de verheerlijkte heiligen in de hemel moet voorstellen, die daar God voortdurend loven. En de muziekinstrumenten, die hier gezegd worden gebruikt te zijn, moeten evenmin letterlijk opgevat worden als het goud, de paarlen en edelgesteenten, die gezegd worden het Nieuwe Jeruzalem te versieren, Openbaring 21:18, 19. Maar gelijk deze te kennen geven dat de heerlijkheid van de hemel de voortreffelijkste heerlijkheid is, zo duiden die aan dat de lof, die de heiligen daar offeren, de voortreffelijkste lof is. Gebeden zullen daar opgelost worden in eeuwige lofzeggingen, daar zal geen onderbreking zijn in het loven van God, en toch ook geen vermoeienis. Hallelujahs tot in eeuwigheid herhaald, en toch zijn het nieuwe liederen. Laat ons dikwijls het genot smaken van te denken aan hetgeen de verheerlijkte heiligen doen in de hemel, wat diegenen doen, met wie wij bekend zijn geweest op aarde, maar ons daarheen zijn voorgegaan, en laat dit ons niet alleen doen verlangen om ons onder hen te bevinden, maar ons opwekken, om dit doel van de wil van God te doen op aarde, zoals zij het doen in de hemel. En laat ons zoveel mogelijk van onze tijd besteden aan dit goede werk, omdat wij hopen er een blijde eeuwigheid mee door te brengen. Hallelujah is daar het woord, Openbaring 19:1, 3, laat het thans door ons weergalmd worden, door ons, die hopen er weldra onze stem bij te voegen. Hallelujah, looft de Heere.