Ga naar inhoud

Psalm 45

  1. EEN onderwijzing, een lied der liefden, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schóschannim.
  2. Mijn hart geeft een goede rede op; ik zeg mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens vaardigen schrijvers.
  3. Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid.
  4. Gord Uw zwaard aan de heup, o Held, Uw majesteit en Uw heerlijkheid.
  5. En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het Woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid; en Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren.
  6. Uw pijlen zijn scherp, volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden.
  7. Uw troon, o God, is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid.
  8. Gij hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met vreugdeolie boven Uw medegenoten.
  9. Al Uw klederen zijn mirre en aloë en kassie; uit de elpenbenen paleizen, vanwaar zij U verblijden.
  10. Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatdochteren; de koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
  11. Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en uws vaders huis.
  12. Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neder.
  13. En de dochter van Tyrus, de rijken onder het volk, zullen uw aangezicht met geschenk smeken.
  14. Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel.
  15. In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jongedochters die achter haar zijn, haar metgezellinnen, zullen tot U gebracht worden.
  16. Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging, zij zullen ingaan in des Konings paleis.
  17. In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn; Gij zult hen tot vorsten zetten over de ganse aarde.
  18. Ik zal Uws Naams doen gedenken van elk geslacht tot geslacht; daarom zullen U de volken loven, eeuwiglijk en altoos.

Inleiding🔗

Deze psalm is een beroemde profetie van Messias, de Vorst, is geheel en al Evangelie, en wijst op Hem alleen als een Bruidegom, die zich de kerk ondertrouwt, er als Koning in heerst. Waarschijnlijk verwijst onze Heiland naar deze psalm, als Hij het koninkrijk van de hemelen meer dan eens vergelijkt hij een bruiloftsplechtigheid, Mattheüs 22:2, 25:1-14.

I. Wij hebben geen reden om te denken dat de psalm in enig opzicht betrekking heeft op Salomo’s huwelijk met de dochter van Farao. Indien ik dacht dat hij op een ander huwelijk kon zien dan op het huwelijk van Christus met zijn kerk, dan zou ik hem veeleer toepassen op sommige van Davids huwelijken, omdat hij een krijgsman was, zo een als de bruidegom is die hier beschreven wordt, en dat is Salomo niet geweest. Maar ik geloof dat hij zuiver en alleen bedoeld is van Jezus Christus. van Hem spreekt de profeet dit, en van niemand anders; en op Hem, vers 7, 8, wordt hij toegepast in het Nieuwe Testament, Hebreeën 1:8, en hij kan ook van niemand anders verstaan worden De inleiding spreekt van de voortreffelijkheid van het lied, vers 2. De psalm spreekt:
1. Van de koninklijke bruidegom welke is Christus. De alles-overtreffende uitnemendheid van zijn persoon, vers 3.
2. De glorie van zijn overwinningen vers 4-6.
3. De rechtvaardigheid van Zijn regering vers 7, 8.
4. De pracht van Zijn hof, vers 9, 10.
II. Van de koninklijke bruid, welke is de kerk.
1. Hare toestemming verkregen, vers 11, 12.
2. De bruiloft gevierd, vers 13-16.
3. Het gevolg van dit huwelijk, vers 17, 18.
Bij het zingen van deze psalm moet ons hart vervuld zijn van hoge gedachten van Christus, met een algehele onderworpenheid aan en voldoenin g in zijn regering, en een ernstige begeerte naar de uitbreiding en bestendiging van Zijn kerk in de wereld.

Psalm 45:1-6🔗

Sommigen denken dat het woord Shoshannim in de titel, vers 1, een zessnarig muziekinstrument betekent; anderen zien er de oorspronkelijke betekenis in van leliën of rozen, die waarschijnlijk, met andere bloemen, bij bruiloftsplechtigheden gestrooid werden, en dan is het gemakkelijk op Christus toepasselijk, die zich "een roos van Saron en een lelie van de dalen noemt," Hooglied 2:1. Het is een lied van de liefde betreffende de heilige liefde tussen Christus en Zijn gemeente. Het is een lied des beminden, voor de jonge dochters, de gezellinnen van de bruid, vers 15, bereid om door haar gezongen te worden, en van de maagdenreien, die bij het Lam zijn op de berg Sion, wordt gezegd dat zij een nieuw gezang zongen, Openbaring 14:3, 4. De inleiding, vers 2, spreekt:

1. Van de waardigheid van het onderwerp. Het is een goede zaak, iets goeds, en het is te betreuren dat zo’n roerende kunst, als de poëzie is, ooit voor een slechte zaak wordt gebruikt. Het betreft de Koning, Koning Jezus en Zijn koninkrijk, en Zijn regering. Zij, die van Christus spreken, spreken van een goede zaak; geen onderwerp is zo edel, zo rijk, zo vruchtbaar, zo nuttig, en dat ons zo wel betaamt, het is een schande dat die goede stof niet meer de stof is van onze gesprekken.

2. Van de uitnemendheid van de behandeling. Dit lied was een belijdenis met de mond van geloof in het hart betreffende Christus en Zijn kerk.

A. De stof was goed bewerkt, zoals zij het verdiende. Mijn hart geeft haar op, hetgeen misschien bedoeld is van de Geest van de profetie die de psalm aan David ingaf, die Geest van Christus, die in de profeten was, 1 Petrus 1:11 Maar het is toepasselijk op zijn vrome overdenkingen en de genegenheden van zijn hart en van de overvloed uit welke zijn mond sprak. De dingen betreffende Christus moeten met grote ernst en een vuur van heilige liefde door ons overdacht en overwogen worden, inzonderheid als wij over die dingen gaan spreken. Van Christus en van Goddelijke dingen spreken wij het best als wij uit het hart spreken, dat er door getroffen en verwarmd werd; en nooit moeten wij onbedacht van de dingen van Christus spreken, maar van tevoren wel overwegen wat wij te zeggen hebben, opdat wij niet verkeerd spreken. Zie Prediker 5:2.

B. Zijn rede was goed en duidelijk uitgedrukt: ik zal spreken van de dingen, die ik gemaakt heb. Hij wilde zich uitdrukken:

a. Met alle mogelijke helderheid, als iemand, die de dingen, waarover hij spreekt, zelf goed begrijpt klaar en duidelijk voor ogen heeft. Niet: ik zal spreken van de dingen, die ik van anderen gehoord heb," dat is spreken uit gewoonte of sleur, maar "van de dingen, die ik zelf bestudeerd heb." Wij moeten aan anderen vertellen wat God In onze ziel gewerkt heeft, zowel als wat Hij aan onze ziel gedaan heeft Psalm 66:16.

b. Met blijmoedigheid, vrijheid en vloeiendheid; "Mijn tong is een pen van een vaardige schrijver, in ieder woord bestuurd l door mijn hart, zoals de pen door de hand." Wij noemen de profeten de schrijvers van de Schrift terwijl zij er inderdaad slechts de pen van waren. De tong van de spitsvondigste twistredenaar en de welsprekendste redenaar is slechts de pen, waarmee God schrijft wat Hem behaagt. Waarom zouden wij twisten met de pen als bittere dingen tegen ons geschreven worden, of de pen vergoden als zij ten onze gunste schrijft? David sprak niet slechts wat hij van Christus dacht, maar hij schreef het opdat het verder verspreid zou worden en langer in wezen zou blijven. Zijn tong was als de pen van een vaardige schrijver, die niets laat glippen. Als het hart een goede rede opgeeft, dan moet de tong als de pen van een vaardige schrijver zijn, om haar voor het nageslacht te bewaren. In deze verzen wordt de Heere Jezus voorgesteld:

I. Als bewonderenswaardig schoon en beminnelijk in zichzelf. Het is een bruiloftslied, en daarom worden de alles-overtreffende heerlijke eigenschappen van Christus voorgesteld door de schoonheid van de koninklijke Bruidegom, vers 3. Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen, schoner dan iemand, wie het ook zij, onder hen. Hij stelde zich voor vers 2, te spreken van de Koning, maar terstond richt hij zijn rede tot Hem. Zij, die bewondering en liefde hebben voor Christus gaan gaarne tot Hem om het Hem te zeggen. Aldus moeten wij ons geloof belijden, dat wij Zijn schoonheid zien, en onze liefde, dat zij ons behaagt. Gij zijt schoon, schoner dan de mensenkinderen. Jezus Christus is in zichzelf en in de ogen van alle gelovigen beminnelijker en lieflijker dan de kinderen van de mensen. De schoonheid van de Heere Jezus als God en als Middelaar, overtreft verre die van de menselijke natuur in het algemeen, en die, waarmee de beminnelijkste en voortreffelijkste van de mensenkinderen begaafd zijn, er is in Christus meer om onze liefde op te wekken dan er in enigerlei schepsel is of zijn kan. Onze welbeminde is meer de iemand anders bemind. Er is gevaar dat de schoonheden van deze lagere wereld en haar bekoorlijkheden ons hart van Christus aftrekken, en daarom is het van het uiterste belang voor ons om te begrijpen hoe ver Hij ze allen overtreft, en hoeveel meer Hij onze liefde waardig is.

II. Als de grote gunstgenoot des hemels. Hij is schoner dan de mensenkinderen, want God heeft voor Hem meer gedaan dan voor iemand uit de kinderen van de mensen; en al Zijn goedheid voor de mensenkinderen is om Zijnentwil, en gaat door Zijn handen, door Zijn mond.

1. Hij heeft genade, en Hij heeft haar voor ons, genade is uitgestort in Uw lippen. Door Zijn woord, Zijn belofte, Zijn Evangelie is ons het welbehagen Gods bekend gemaakt en is het goede werk Gods in ons begonnen en voortgezet. Hij heeft alle genade van God ontvangen al de gaven en hoedanigheden, die vereist werden om Hem bekwaam en bevoegd te maken voor Zijn werk en ambt als Middelaar, opdat wij uit Zijn volheid zouden ontvangen, Johannes 1:16 Zij was niet alleen uitgestort in Zijn hart tot Zijn eigen versterking en bemoediging maar uitgestort in Zijn lippen, opdat Hij door de woorden van Zijn mond in het algemeen, en door de kussen Zijns monds aan bijzondere gelovigen, beide heiligheid en vertroosting zou mededelen. Van deze genade, uitgestort in Zijn lippen, kwamen die genaderijke woorden voort, die door allen bewonderd werden, Lukas 4:22 Het Evangelie van de genade is uitgestort in Zijn lippen, want het begon verkondigd te worden door de Heere, en van Hem ontvangen wij het, Hij heeft de woorden des eeuwigen levens. De geest van de profetie is in uw lippen gelegd, zo heeft het de Chaldeeër.

2. Hij heeft de zegen, en Hij heeft hem voor ons. "Daarom, omdat Gij de grote beheerder zijt van de Goddelijke genade ten behoeve en gebruike van de kinderen van de mensen, daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid; U tot een eeuwigen zegen gemaakt, zodat in U al de volken van de aarde gezegend zullen worden." Waar God Zijn genade geeft, zal Hij Zijn zegen geven, wij zien in Christus Jezus met alle geestelijke zegening gezegend, Efeziërs 1:3

III. Als zegevierende over al Zijn vijanden. De koninklijke Bruidegom is een krijgsman, en Zijn bruiloftsfeest stelt Hem niet vrij van de krijg "zoals door de wet vergund werd," Deuteronomium 24:5, ja meer, het voert Hem naar het oorlogsveld, want Hij moet door het zwaard Zijn bruid verlossen uit haar gevangenschap, haar winnen, en voor haar overwinnen, om haar dan te huwen. Nu hebben wij hier:

1. Zijn toebereidselen tot de strijd vers 4. Gord Uw zwaard aan de heup, o held! Het woord van God is het zwaard des Geestes, door de beloften van dat Woord, en de genade, vervat in die beloften, worden zielen gewillig gemaakt om zich aan Jezus Christus te onderwerpen en Zijn getrouwe onderdanen te worden. Door de bedreigingen van dat Woord, en de oordelen, die in overeenstemming er mee volvoerd worden, zullen zij, die volharden in hun tegenstaan van Christus, te bestemder tijd terneer geworpen en in het verderf gestort worden. Door het Evangelie van Christus zijn vele Joden en heidenen bekeerd geworden, en ten laatste is overeenkomstig de voorzegging ervan het verderf over de Joodse natie gekomen wegens hun onverzoenlijke vijandschap er tegen, en het heidendom werd geheel en al vernietigd. Het zwaard, hier gegord aan Christus heup, is hetzelfde, dat gezegd "wordt uit te gaan uit Zijn mond," Openbaring 19:15 Toen het Evangelie uitgezonden werd om aan alle volken gepredikt te worden, heeft onze Verlosser Zijn zwaard aan Zijn heup gegord.

2. Zijn uittrekken in deze heilige strijd: Hij gaat uit in Zijn majesteit en heerlijkheid zoals een groot koning zich met veel pracht en staatsie naar het oorlogsveld begeeft. In Zijn Evangelie verschijnt Hij groot, in alles overtreffende heerlijkheid, schitterend en gezegend, in de eer en de majesteit, die Zijn Vader Hem heeft gegeven. Christus had noch in Zijn persoon noch in Zijn Evangelie enigerlei uitwendige heerlijkheid of majesteit, niets om de mensen te bekoren, want Hij had geen gedaante of heerlijkheid, niets om de mensen ontzag in te boezemen, want Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen, het was een en al geestelijke heerlijkheid, geestelijke majesteit. Er is zoveel genade, en daarom zoveel heerlijkheid in dat woord: Die gelooft zal zalig worden, zoveel verschrikking, en daarom zoveel majesteit in dat woord: Die niet gelooft zal verdoemd worden, dat wij wel kunnen zeggen: in de wagen van dat Evangelie, waarvan deze woorden de hoofdsom zijn, rijdt de Verlosser in heerlijkheid en majesteit. Rijd voorspoedig in Uw heerlijkheid, vers 5. Dit is de belofte van Zijn Vader, dat Hij naar het welbehagen des Heeren voorspoedig zal zijn, dat Hij de machtigen als een door zal delen ter beloning van Zijn lijden. Diegenen moeten wel voorspoedig zijn, tot wie God zegt: Wees voorspoedig, Jesaja 52:10-12. En het geeft de goede wensen te kennen van Zijn vrienden, biddende dat Hij voorspoedig zal wezen in de bekering van zielen tot Hem, en de verwoesting van alle de machten van de duisternis, die tegen Hem rebelleren. Uw koninkrijk kome. Ga voort en wees voorspoedig.

3. De heerlijke zaak waaraan Hij verbonden is, vanwege waarheid en rechtvaardigheid en zachtmoedigheid, vers 5, die in zekeren zin weggezonken en verloren waren onder de mensen en met Christus weer hersteld werden.

a. Het Evangelie zelf is waarheid, zachtmoedigheid en rechtvaardigheid; het gebiedt door de kracht van waarheid en rechtvaardigheid want het Christendom heeft deze onbetwistbaar aan zijn zijde en moet toch bevorderd worden door zachtmoedigheid en nederigheid, 1 Korinthe 4:12, 13; 2 Timotheüs 2: 5.

b. Christus verschijnt er in Zijn waarheid, zachtmoedigheid en rechtvaardigheid, en deze zijn Zijn heerlijkheid en majesteit, en uit oorzaak van deze zal Hij voorspoedig zijn. De mensen worden er toe gebracht om in Hem te geloven omdat Hij waar is, om van Hem te leren omdat Hij nederig is, Mattheüs 11:29 De zachtmoedigheid van Christus is van ontzaglijke kracht, 2 Korinthe 10:1 De mensen worden er toe gebracht om zich aan Hem te onderwerpen omdat Hij rechtvaardig is en met billijkheid regeert.

c. In zover het Evangelie de overhand heeft onder de mensen, richt het in hun hart waarheid, zachtmoedigheid en rechtvaardigheid op, herstelt het hun vergissingen door het licht van de waarheid, bedwingt het hun hartstochten door de kracht van de zachtmoedigheid en heerst over hun hart en hun leven door de wetten van de rechtvaardigheid. Christus is gekomen om, door Zijn koninkrijk onder de mensen op te richten, deze heerlijkheden weer te herstellen voor een ontaarde wereld en de zaak te handhaven van de rechtvaardige en rechtmatige heersers onder Hem, die door dwaling, boosaardigheid en ongerechtigheid afgezet zijn geworden.

4. De goede uitslag van Zijn onderneming: " Uw rechterhand zal U vreselijke dingen leren, Gij zult een wonderbare Goddelijke kracht waarnemen, die uitgaat met Uw Evangelie, om het te doen zegevieren, en de uitwerkingen ervan zullen vreeslijke dingen zijn."

A. Ten einde zielen tot Hem te bekeren en terug te brengen, moeten vreselijke dingen geschieden; het hart moet verslagen, het geweten opgeschrikt worden, en de verschrikkingen des Heeren moeten de weg bereiden voor Zijn vertroostingen; dit geschiedt door Christus’ rechterhand. De Trooster zal bij hen blijven, Johannes 16:8.

B. In de overwinning over de poorten van de hel en over hen, die haar steunen, in de verwoesting van Jodendom en heidendom zullen vreeslijke dingen gedaan worden, waardoor "de mensen het hart zal bezwijken van vrees," Lukas 21:26, en de groten en de oversten over duizend tot de rotsen en bergen zeggen zeggen: "Valt op ons," Openbaring 6:1-5.

Het volgende vers beschrijft deze vreeslijke dingen, vers 6. Uw pijlen zijn scherp, zo treffen in het hart van des konings vijanden.

a. Zij, die van nature vijanden waren, worden aldus gewond, opdat zij tot Hem teruggebracht en met Hem verzoend zullen worden. Overtuigingen van zonde zijn als de pijlen van de boog, die scherp zijn in het hart, dat zij treffen, en de mensen er toe brengen om onder Christus te vallen in onderworpenheid aan Zijn wetten en Zijn regering. Zij, die aldus op deze steen vallen zullen verpletterd worden, Mattheüs 21:44.

b. Zij, die volharden in hun vijandschap, worden aldus gewond ten einde verdaan te worden. De pijlen van Gods verschrikkingen zijn scherp in hun hart, waardoor zij onder Hem vallen, zodat zij tot Zijn voetbank worden gemaakt Psalm 110:1 Zij, die niet wilden dat Hij koning over hen zou zijn, zullen voor Zijn aangezicht worden gedood, Lukas 19:27; zij, die zich niet wilden onderwerpen aan Zijn gouden scepter, zullen door Zijn ijzeren scepter worden verpletterd.

Psalm 45:7-10🔗

Hier hebben wij de koninklijke Bruidegom neerzittende op Zijn troon van de gerechtigheid, in pracht en luister Zijn hof houdende.

I. Hij neemt hier de troon des gerichts in. Het is God de Vader, die tot de Zoon zegt: "Uw troon, o God, is eeuwig en altoos", zoals blijkt uit Hebreeën 1:8, 9, waar dit wordt aangehaald om te bewijzen dat Hij God is, en een uitnemender naam heeft dan de engelen. De Middelaar is God, want anders zou Hij niet in staat zijn geweest, om het werk van de Middelaar te doen, noch geschikt zijn geweest om de kroon van de Middelaar te dragen. Merk op betreffende Zijn regering,

1. Dat zij eeuwig is: eeuwig en altoos. Op aarde zal zij gedurende al de eeuwen van de tijd stand houden, niettegenstaande alle tegenstand van de poorten van de hel, en in de gezegende vruchten en gevolgen ervan zal zij zolang duren als de dagen van de eeuwigheid, en gelijklopend zijn met de lijn van de eeuwigheid zelf. Misschien zullen zelfs dan de heerlijkheid van de Verlosser en de zaligheid van de verlosten in voortdurende oneindige voortgang zijn, want er is beloofd dat niet alleen van de heerschappij, maar "van de grootheid, of" van de toeneming, "van deze heerschappij en des vredes geen einde zal zijn," Jesaja 9:6, zelfs dan als het koninkrijk "aan God en de Vader zal overgeleverd zijn" 1 Korinthe 15:24, zal de troon des Verlossers in stand blijven.

2. De rechtmatigheid ervan. De scepter van Uw koninkrijk, de administratie van Uw regering is recht, in nauwkeurige overeenstemming met de eeuwige raad en wil van God, die de eeuwige regel en reden is van goed en kwaad. Wat Christus ook doet, aan geen van Zijn onderdanen doet Hij enigerlei onrecht, maar aan hen, die onrecht lijden, doet Hij recht; Hij heeft gerechtigheid lief en haat goddeloosheid, vers 8. Hij bemint het om zelf recht te doen, en haat het om goddeloosheid te doen, en Hij heeft hen lief, die gerechtigheid doen, en haat hen die goddeloosheid doen. Door de heiligheid van Zijn leven, de verdienste van Zijn dood en het grote doel van Zijn Evangelie heeft Hij doen blijken dat Hij gerechtigheid liefheeft, want door Zijn voorbeeld, Zijn genoegdoening en Zijn geboden heeft Hij een eeuwige gerechtigheid aangebracht, en dat Hij goddeloosheid haat, want nooit is Gods haat tegen de zonde zo sterk in het licht getreden als in het lijden van Christus.

3. De vestiging en verheffing ervan. "Daarom heeft U, o God, Uw God, als Middelaar heeft Christus God Zijn God genoemd", Johannes 20:17 ) "gezalfd met vreugdeolie". Daarom, dat is:

a. Ten einde U voor deze rechtvaardig regering bekwaam en bevoegd te maken, heeft God U Zijn Geest, de Goddelijke zalving, gegeven, Jesaja 61:1 "De Geest des Heeren Heren is op mij, omdat de Heere mij gezalfd heeft". Waar God Hem toe riep, daar heeft Hij Hem voor bekwaam gemaakt Jesaja 11:2. De Geest wordt vreugdeolie genoemd vanwege de zielenvreugde, waarvan Christus vervuld was bij het volvoeren van Zijn onderneming. Hij was met de Geest gezalfd boven Zijn medegenoten, boven allen, die gezalfd waren, hetzij priesters of koningen.

b. "Ter beloning van hetgeen Gij gedaan en geleden hebt voor de bevordering van gerechtigheid en de vernietiging van de zonde, heeft God U gezalfd met vreugdeolie, U tot al de eer en de genietingen gebracht van Uw verhoogde staat." "Omdat Hij zichzelf vernederd heeft, heeft God Hem uitermate verhoogd," Filippenzen 2:8, 9. Zijn zalving door Hem duidt de macht en heerlijkheid aan, waartoe Hit verhoogd is; Hij is bekleed met al de waardigheden en het gezag van de Messias; en Zijn zalving van Hem met vreugdeolie, geeft de vreugde te kennen die Hem was voorgesteld, (aldus wordt Zijn verhoging uitgedrukt in Hebreeën 12:2 ) beide in het licht van "Zijns Vaders aangezicht," Handelingen 2:28, en in de goeden uitslag van Zijn onderneming, die "Hij zal zien en verzadigd worden" Jesaja 53:11 Daarmee is Hij gezalfd boven Zijn medegenoten boven alle gelovigen, die Zijn broederen zijn en in de zalving delen; zij met mate, Hij zonder mate. Maar de apostel voert het aan om Zijn voorrang boven de engelen te bewijzen, Hebreeën 1:4, 9 De zaligheid van zondaren is de vreugde van de engelen, Lukas 15:10, maar nog veel meer van de Zoon.

II. Hij houdt Zijn hof met pracht en luister.

1. Er wordt nota genomen van de staatsieklederen, waarin Hij verschijnt, niet om hun pracht, die ontzag zou wekken bij de toeschouwer, maar om het lieflijke en aangename van de geuren, waarmee zij welriekend zijn gemaakt, vers 9. Zij zijn mirre en aloë en kassie, uit deze was de vreugdeolie samengesteld, waarmee Hij en zijn kleren gezalfd waren; - dit waren enige van de bestanddelen van de heilige zalfolie door God verordineerd, en die voor geen gewoon gebruik vervaardigd of aangewend mocht worden, Exodus 30:23-24, 32, - hetgeen de zalving des Geestes afschaduwde, die Christus, de grote hogepriester van onze belijdenis ontvangen heeft, en naar welke hier dus verwezen schijnt te worden. Het is de geur van deze zalven, Zijn genade en Zijn vertroostingen, die de zielen tot Hem trekt, Hooglied 1:3, 4, en Hem de gelovigen dierbaar maakt; 1 Petrus 2:7.

2. Zijn koninklijke paleizen worden gezegd van ivoor te zijn, die toen voor de prachtigste gehouden werden. Wij lezen van een ivoren huis, dat Achab gebouwd had, 1 Koningen 22:39 De woningen des lichts hierboven zijn de ivoren paleizen, vanwaar al de blijdschap en al de genietingen, beide van Christus en van de gelovigen komen, want daardoor wordt Hij verblijd en al de Zijnen met Hem, want zij zullen ingaan in de vreugde huns Heren.

3. De staatsdochteren aan Zijn hof zijn schitterend van schoonheid. Bij feestelijke gelegenheden aan het hof wordt de pracht en glans ervan door niets zo verhoogd of in het licht gesteld, als door de schoonheid en sierlijkheid van de staatsjonkvrouwen, waarop hier gezinspeeld schijnt te worden, vers 10.

A. Bijzondere gelovigen worden hier vergeleken bij staatsjonkvrouwen, rijk gekleed ter ere van de soeverein; dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke staatsdochteren, wier houding en voorkomen en versierselen wij, te oordelen naar haar hoge afkomst, kunnen veronderstellen alle anderen te overtreffen. Alle ware gelovigen zijn van boven geboren, zij zijn de kinderen van de Koning van de koningen; deze komen dagelijks met hun gebeden en lofzeggingen tot de troon van de Heere Jezus, hetgeen in werkelijkheid hun eer is, maar het behaagt Hem het als zijn eer te beschouwen. Dat dochters van koningen onder Zijn kostelijke staatsdochteren geteld worden, geeft te kennen dat de koningen, wier dochters zij waren, Zijn schatplichtigen zijn, van Hem afhankelijk zijn en dat zij het dus voor hun dochters een eer achten om Hem te mogen dienen.

B. De kerk in het algemeen bestaande uit deze bijzondere gelovigen, wordt hier vergeleken bij de koningin zelf, die Hij zich door een eeuwig verbond ondertrouwd heeft; zij staat aan Zijn rechterhand, dicht bij Hem, en ontvangt eer van Hem, in het rijkste gewaad, het fijnste goud van Ofir, in kleren, geweven van gouddraad, of met een gouden keten, en andere sieraden van goud. Dit is "de bruid, de vrouw van het Lam," wier genadegaven, welke haar versierselen zijn, vergeleken worden bij "fijn lijnwaad, rein en blinkend," Openbaring 19:8, vanwege de zuiverheid, "en hier bij goud van Ofir" om haar kostelijkheid; want gelijk onze verlossing zo zijn wij ook onze versiering niet verschuldigd aan vergankelijke dingen, maar aan het dierbaar bloed van de Zone Gods.

Psalm 45:11-18🔗

Dit laatste gedeelte van de psalm is gericht tot de koninklijke bruid, staande aan de rechterhand van de koninklijke Bruidegom. God die tot de Zoon heeft gezegd: Uw troon is eeuwig en altoos, zegt dit tot de kerk, die Hij, als bruid van de Zoon, hier Zijn dochter noemt.

I. Hij spreekt haar van de plichten, die van haar verwacht worden, en waaraan wel gedacht mag worden door allen, die in betrekking komen tot de Heere Jezus. "Hoor dus, en zie, en neig uw oor, onderwerp u aan de voorwaarden van uw huwelijksverbond, en breng uw wil er mee in overeenstemming." Dit is de methode om nut en voordeel te trekken uit het Woord van God, die oren heeft, dat hij horen, laat hem oplettend horen, laat hem, die hoort, het gehoorde overdenken en overwegen; laat hem, die overdenkt, zijn hart neigen om zich te laten overtuigen door hetgeen hem voorgesteld wordt. En wat is het, dat hier geëist wordt? 1. Dat zij alle anderen verlaat: Vergeef uw volk en uws vaders huis, overeenkomstig de huwelijkswet. Behoud de genegenheid niet, die gij voor hen gehad hebt, en begeer niet tot hen terug te keren; verban al de herinneringen niet alleen aan uw volk, dat u lief was, meer aan uws vaders huis, dat u nog dierbaarder was, dat menigeen zou kunnen neigen om, evenals de vrouw van Lot, om te zien naar Sodom." Toen Abraham, in gehoorzaamheid aan Gods roeping, zijn geboorteland had verlaten, heeft hij niet gedacht aan het vaderland, van hetwelk hij uitgegaan was.

Dit toont aan:

a. Hoe nodig het was voor hen, die van het Jodendom of het heidendom tot het geloof van Christus bekeerd werden, om de oude zuurdesem geheel en volkomen uit te werpen, en in hun Christelijke belijdenis zomin Joodse ceremoniën te brengen als heidense afgoderijen, want hierdoor zou in het Christendom een even verbasterde Godsdienst ontstaan als de Samaritanen hadden.

b. Hoe nodig het is voor ons allen, als wij onze naam opgeven aan Jezus Christus, om, vergelijkenderwijs gesproken, vader en moeder en alles wat ons dierbaar is in deze wereld te haten, dat is hen minder lief te hebben dan Christus en Zijn eer en ons deel aan Hem, Lukas 14:26. Hier wordt aan de koninklijke bruid goede aanmoediging gegeven om haar vroegere verbintenissen te verbreken: zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid, hetgeen te kennen geeft dat de vermenging van haar oude plechtigheden en gewoonten, hetzij Joodse of heidense, met haar Godsdienst haar schoonheid zou bederven, en haar deel in de genegenheid van de koninklijken Bruidegom in gevaar zou brengen; maar dat Hij, indien zij zich geheel voegt naar Zijn wil, zich in haar zal verlustigen. De schoonheid van de heiligheid, beide in de kerk en in afzonderlijke gelovigen, is in de ogen van Christus van grote waarde en zeer beminnelijk. Waar deze is, zegt Hij:" Dit is Mijn "rust tot in eeuwigheid, hier zal Ik wonen, want Ik heb het begeerd." In het midden van de gouden kandelaren wandelt Hij met genoegen, Openbaring 2:1, 2. Zij moet Hem eerbiedigen, moet Hem liefhebben, eren en gehoorzamen: dewijl Hij uw Heere is, zo buig u voor Hem neer. De kerk moet aan Christus onderworpen zijn, zoals de vrouw aan haar man, Efeze 5:24; Hem Heer noemen, zoals Sara Abraham genoemd heeft en Hem gehoorzamen, 1 Petrus 3:6; en dus niet alleen onderworpen zijn aan Zijn regering maar Hem Goddelijke eer geven. Wij moeten Hem aanbidden als God en onze Heere, want dat is de wil van God, dat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren; ja meer; dit doende, worden zij geacht de Vader te eren. Als wij belijden, dat Christus de Heere is en Hem dienovereenkomstig onze hulde bewijzen, dan is dit tot heerlijkheid Gods des Vaders, Filippenzen. 2:11

II. Hij spreekt haar van de eer, die voor haar bestemd is.

1. Zij zal grotelijks worden gezocht en geëerd, en rijke geschenken zullen haar gebracht worden, vers 13. "De dochter van Tyrus", een rijke en prachtige stad, "de dochter van de koning van Tyrus, zal daar zijn met een gave; iedere koninklijke familie in de omtrek zal een lid zenden als vertegenwoordiger van allen, om uw gunst te zoeken, zelfs de rijken onder het volk, wier rijkdom hen, naar men zou denken, ontheven zou hebben van afhankelijkheid van het hof, zij zelfs zullen smeken om uw gunst, om de wille van Hem, aan wie gij getrouwd zijt, ten einde Hem door u tot hun vriend te maken. De Joden, de trotse, laatdunkende Joden, wier rijkdom spreekwoordelijk is, (zo rijk als een Jood) zullen in het Filadelfische tijdperk komen om aan de voeten van de kerk te aanbidden, en zullen bekennen dat Christus haar liefheeft, Openbaring 3:9 Als de heidenen, bekeerd zijnde tot het geloof in Christus, zich bij de kerk voegen, dan komen ze met een gave," 2 Korinthe 8:5, Romeinen 15:16. Als zij met zichzelf alles wat zij hebben toewijden aan de eer van Christus en de dienst Zijns koninkrijks, dan komen zij met een gave.

2. Zij zal zeer prachtig en hoog geacht zijn in de ogen van allen:

a. Wegens haar persoonlijke hoedanigheden, de gaven van haar geest, die door iedereen bewonderd zullen worden, vers 14, des konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig. De heerlijkheid van de kerk is een geestelijke heerlijkheid, en die is in waarheid een en al heerlijkheid; het is de heerlijkheid van de ziel, en dat is de mens, het is heerlijkheid in Gods oog, en het is een voorsmaak en onderpand van de eeuwige heerlijkheid. De heerlijkheid van de heiligen valt niet onder het gezicht van een vleselijk oog; evenals hun leven, is ook hun heerlijkheid met Christus verborgen in God; ook kan de natuurlijke mens naar niet begrijpen, want zij wordt geestelijk onderscheiden, maar zij, die haar aldus onderscheiden, zullen haar hogelijk waarderen. Laat ons hier zien wat die ware heerlijkheid is, die wij moeten begeren; zij is niet die, welke "een schoon " gelaat toont naar het vlees, maar in de verborgen mens des harten is, "in hetgeen onverderfelijk is", 1 Petrus 3:4, "welker lof niet is uit de mensen, maar uit God," Romeinen 2:29.

b. Om haar rijk gewaad; ofschoon al haar heerlijkheid, die haar wezenlijke waarde uitmaakt, inwendig is, is toch ook haar kleding van gouden borduursel; van de Christenen wandel, waarin zij zich tonen aan de wereld, moet verrijkt zijn door goede werken, geen opzichtige of rumoer makende, maar die degelijk zijn, geen verguldsel, maar goud; en hij moet nauwkeurig zijn zoals gewerkt goud, waarvoor veel zorg en oplettendheid wordt vereist.

3. Haar bruiloftsfeest zal met zeer veel eer en vreugde gevierd worden, vers 15, 16 Zij zal tot de Koning geleid worden, zoals de Heere God de vrouw tot de man gebracht heeft Genesis 2:22, dat een type was van het mystieke huwelijk van Christus met de gemeente. Niemand wordt tot Christus gebracht dan zij, die door de Vader tot Hem gebracht worden, en Hij heeft op zich genomen dit te doen; geen anderen worden tot de Koning gebracht om in des Konings paleis in te gaan, vers 16. Dit geeft een tweeledig brengen van de bruid tot Christus te kennen.

A. In de bekering van zielen tot Christus; dan worden zij Hem als reine maagden ondertrouwd, 2 Korinthe 11:2; Romeinen 7:4.

B. In de volmaking van het verborgen lichaam en de verheerlijking van al de heiligen aan het einde des tijde. Dan zal de bruid, de vrouw van het Lam, volkomen gereed gemaakt zijn, als allen, die tot de verkiezing van de genade behoren, geroepen en tehuis gebracht zijn, allen tot Christus vergaderd zullen zijn, 2 Thessalonicenzen 2:1. Dan is de bruiloft van het Lam gekomen, Openbaring 19:7; 21:2 en "de maagden gaan uit, de Bruidegom tegemoet," Mattheüs 25:1. Dan zullen zij ingaan in des konings paleis, in de hemelse woningen om voor altijd met de Heere te wezen.

Merk op bij deze ondertrouw tot eer van de koninklijke bruid:

a. Haar bruidsklederen, gestikte klederen: de gerechtigheid van Christus, de genadegaven van de Geest, beide kunstig door Goddelijke wijsheid bewerkt.

b. Haar bruidsleidsters; de jonge dochters, haar metgezellinnen, de wijze maagden, die olie hebben in haar vaten, zowel als in haar lampen; zij, die toegevoegd zijn aan de kerk, haar aankleven en volgen zullen ingaan tot de bruiloft.

c. De vrolijkheid, waarmee de bruiloft zal gevierd worden; "zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging, als de verloren zoon thuis gebracht wordt bij zijn vader, dan behoort men vrolijk en blij te zijn," Lukas 15:32, en als de bruiloft van het Lam is gekomen, "laat ons dan blijde zijn en vreugde bedreven," Openbaring 19:7, want "de dag van Zijn bruiloft is de dag van de vreugde van Zijn hart," Hooglied 3:11.

4. De kinderen, uit dit huwelijk geboren, zullen doorluchtig zijn, vers 17. In plaats van uw vaderen zullen uw zonen zijn. In plaats van de Oud-Testamentische kerk, waarvan de bedeling nu oud was gemaakt en "nabij de verdwijning" was, Hebreeën 8; 13, zoals de vaderen, die heengaan, zal er een Nieuw-Testamentische kerk zijn, een gemeente uit de heidenen, die in dezelfde olijfboom ingeënt zal worden, en "van de wortels en van de vettigheid ervan deelachtig worden," Romeinen 11:17. Meer en gedurig meer zullen de kinderen van de eenzame zijn dan de kinderen van de getrouwde, Jesaja 54:1 Deze belofte aan Christus is van dezelfde betekenis als die in Jesaja 53:10 : "Hij zal zaad zien," en deze zullen "tot vorsten over de gehele aarde gesteld worden;" uit alle volken zullen sommigen tot onderwerping aan Christus gebracht worden, en aldus tot vorsten worden gemaakt," ons tot koningen en priesters gemaakt," Openbaring 1:6. Het kan ook te kennen geven dat er een veel groter getal van Christelijke koningen zal zijn dan er ooit Joodse koningen geweest zijn, deze waren alleen in Kanaän, die op geheel de aarde, voedstervaders en moeders van de kerk, die de borsten van de koningen zal zuigen. Zij zijn vorsten door Christus gemaakt, want door Hem regeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid.

5. De lof van dit huwelijk zal bestendig wezen in de lofzeggingen van de koninklijke Bruidegom, vers 18 Ik zal uw naam doen gedenken. Zijn Vader had Hem een naam gegeven boven alle naam, en hier belooft Hij hem bestendig te doen zijn door een opvolging van leraren en Christenen in stand te houden in iedere eeuw, die Zijn naam zullen verheffen, die aldus "tot in eeuwigheid zal zijn," Psalm 72; 17, door in gedachtenis te blijven bij alle geslachten van alle tijden, want het erfrecht van het Christendom wordt niet afgesneden. Omdat zij van geslacht tot geslacht uw naam zullen gedenken zullen "zij U loven eeuwig en altoos." Zij, die er toe bijdragen om de eer van Christus op aarde op te houden, zullen in de hemel Zijn heerlijkheid zien en er in delen, en Hem tot in eeuwigheid loven. Laat ons in de gelovige hoop van onze eeuwige gelukzaligheid in de andere wereld, altijd de herinnering levendig houden aan Christus als onze enigen weg derwaarts in ons geslacht; en laat ons in de zekerheid van de bestendiging van het koninkrijk des Verlossers in de wereld, de gedachtenis van Hem overbrengen aan de volgende geslachten, opdat Zijn Naam zij tot in eeuwigheid, zij als de dagen des hemels.