Psalm 93
- DE HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed, de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen.
- Van toen aan is Uw troon bevestigd; Gij zijt van eeuwigheid af.
- De rivieren verheffen, o HEERE, de rivieren verheffen haar bruisen; de rivieren verheffen haar aanstoting;
- Doch de HEERE in de hoogte is geweldiger dan het bruisen van grote wateren, dan de geweldige baren der zee.
- Uw getuigenissen zijn zeer getrouw; de heiligheid is Uwen huize sierlijk, HEERE, tot lange dagen.
Inleiding🔗
Deze korte psalm stelt de eer in het licht van het koninkrijk Gods onder de mensen tot heerlijkheid van God, tot verschrikking van Zijn vijanden en tot vertroosting van al Zijn liefhebbende onderdanen. Hij heeft betrekking beide op het rijk van Zijn voorzienigheid, waarmee Hij de wereld in stand houdt en regeert, en inzonderheid op het rijk van Zijn genade, waardoor Hij de kerk beveiligt, heiligt en bewaart. Het bestuur over deze beide rijken is in de handen gegeven van de Messias, en aan Hem geeft de profeet hier ongetwijfeld getuigenis, aan Hem en aan Zijn koninkrijk, er van sprekende als tegenwoordig, omdat het zo gewis is, en omdat Hij, als het Eeuwige Woord zelfs voor Zijn vleeswording, Heere was over allen. Betreffende Gods koninkrijk worden hier heerlijke dingen gesproken.
I. Hebben andere koningen hun koninklijke klederen? Ook Hij heeft ze, vers 1.
II. Hebben zij hun troon? Ook Hij heeft die, vers 2.
III. Hebben zij vijanden, die zij ten onder brengen, en over welke zij zegevieren? Ook Hij heeft ze, vers 3, 4.
IV. Is het hun eer om getrouw en heilig te zijn? Dat is ook Zijn eer, vers 5.
Bij het zingen van deze psalm vergeten wij onszelf, zo wij Christus vergeten, aan wie de Vader alle macht heeft gegeven in hemel en op aarde.
Psalm 93:1-5🔗
Na het bestaan van God is er niets, dat voor ons meer van belang is om te geloven en te overdenken dan Gods heerschappij. Wij moeten geloven en belijden dat Jehovah God is, en dat Hij regeert, vers 1, niet alleen dat Hij van rechtswege koning is en de eigenaar van alle personen en zaken, maar ook feitelijk koning is, alle schepselen en al hun daden en handelingen bestuurt naar de raad Zijns willens. Dit is het wat hier en in vele andere psalmen wordt bezongen: De Heere regeert. Het is het lied van de Evangeliekerk, van de verheerlijkte kerk: "Hallelujah, de Heere, de almachtige God heeft als koning geheerst," Openbaring 19:6. Hier wordt ons gezegd hoe Hij regeert.
1. De Heere regeert in heerlijkheid: Hij is met hoogheid bekleed. De hoogheid van aardse vorsten is, vergeleken met de ontzaglijke majesteit Gods, slechts als het schijnsel van een glimpworpje, vergeleken bij de schittering van de zijn als zij uitgaat in haar kracht. Zijn de vijanden van Gods koninkrijk groot en geducht? Laat ons toch niet voor hen vrezen, want Gods majesteit zal de hunne verduisteren.
2. Hij regeert met macht. Hij is niet alleen bekleed met majesteit als een vorst in zijn hof maar Hij is ook bekleed met sterkte als een veldheer in zijn legerkamp. Hij heeft het vermogen om Zijn grootheid op te houden en haar in waarheid geducht te doen zijn. Zie Hem niet slechts bekleed met een koninklijk gewaad, maar bekleed met een wapenrusting, sterkte en heerlijkheid zijn Zijn kleding. Hij kan alles doen, en bij Hem is niets onmogelijk. Met deze sterkte heeft Hij zich omgord, zij is niet ontleend aan iemand anders, en de uitoefening ervan hangt ook niet af van iemand anders, Hij heeft haar in zichzelf en doet er mee al wat Hem behaagt. Laat ons de kracht of macht niet vrezen van de mens, die ontleend en beperkt is, maar Hem vrezen, die macht heeft om te doden en in de hel te werpen. Aan deze macht is het te danken dat de wereld nog bestaat. Ook is de wereld bevestigd. Zij was dit in de beginne door de scheppende macht van God, toen Hij haar grondde op de zeeën, zij is het nog door de voorzienigheid, die alle dingen onderhoudt, en is een aanhoudende schepping. Zij is zo bevestigd, dat, of schoon "Hij de aarde aan een niet heeft gehangen," Job 26:7, deze toch niet bewogen kan worden, niet zal wankelen. Naar Zijn verordeningen blijven alle dingen nog tot heden staan. Voor de instandhouding van de krachten van de natuur en van de loop van de natuur moet de God van de natuur de eer ontvangen, en wij die er dagelijks het voordeel van genieten, zijn zeer onachtzaam en zeer ondankbaar, indien wij er Hem de eer niet voor geven. Hoewel God met hoogheid bekleed is, buigt Hij er zich toch toe neer om voor deze lagere wereld te zorgen en haar zaken te regelen en zo Hij de wereld bevestigd heeft, dan zal Hij nog temeer Zijn kerk bevestigen, zodat zij niet zal wankelen.
3. Hij heerst eeuwiglijk, vers 2. Vanouds af is Uw troon bevestigd. Gods recht om de wereld te regeren is gegrond op het feit, dat Hij haar gemaakt heeft, Hij, die er het aanzijn aan heeft gegeven, kan er ongetwijfeld ook wetten aan geven, en zo is dan Zijn recht op de regering onbetwistbaar. Uw troon is bevestigd, Zijn troon is bevestigd vanouds, van het begin des tijds, voordat er een andere heerschappij, overheid of macht opgericht was en hij zal voortduren als alle andere heerschappij en alle macht en kracht teniet zullen gedaan zijn, 1 Korinthe 15:24. Geheel het bestuur van Zijn regering was in Zijn eeuwige raad vastgesteld voordat de wereld was, want Hij doet alles naar Zijn eeuwig voornemen. De wagens van de voorzienigheid gingen uit van tussen bergen van koper, van de raadsbesluiten, die vast zijn als de eeuwige bergen, Zacharia 6:1. Gij zat van eeuwigheid, en daarom is Uw troon bevestigd vanouds: omdat God zelf van eeuwigheid is is ook Zijn troon met al de bepalingen en besluiten ervan van eeuwigheid, want in de eeuwigen Geest konden niet anders dan eeuwige gedachten zijn.
4. Hij heerst triomfantelijk, vers 3. en 4. Wij hebben hier:
A Een dreigende storm ondersteld. De rivieren verheffen, o Heere het vertoog of de klacht is tot God zelf gericht de rivieren verheffen haar bruisen, waaruit verschrikking spreekt, ja zij verheffen haar golven, waaruit werkelijk gevaar spreekt. Het is een toespeling op een onstuimige zee, zoals die waarmee de goddelozen vergeleken worden, Jesaja 57:20. De heidenen woeden, Psalm 2:1, en denken de kerk te verderven, haar te overstelpen als door een zondvloed, haar te doen zinken als een schip op zee. De kerk wordt gezegd als "door onweder voortgedreven te zijn," Jesaja 54:11, en "beken Belials verschrikken de heiligen," Psalm 18:4. Wij kunnen het toepassen op de beroering, die soms heerst in ons eigen hart door hartstochten en angsten, die de overhand hebben verkregen, de ziel in wanorde brengen en op het punt zijn van er de genade en vertroosting uit te verdrijven, maar zo de Heere er regeert, zullen zelfs de winden en zeeën Hem gehoorzaam zijn.
B. Een onbeweeglijk anker, uitgeworpen in deze storm, vers 4. De Heere in de hoogte is geweldiger. Laat dit ons hart gerust maken:
a. Dat God in de hoogte is, boven hen, hetgeen Zijn veiligheid aanduidt, ze kunnen Hem niet bereiken, Psalm 29:10. Het geeft ook Zijn soevereiniteit te kennen, zij worden beheerst en geregeerd door Hem, en in de zaak waarin zij gerebelleerd hebben, zijn zij overwonnen, ten onder gebracht. Exodus 18:11.
b. Dat Hij geweldiger, dat is machtiger is, grotere daden doet dan het bruisen van grote wateren. Zij kunnen noch Zijn rust noch Zijn heerschappij verstoren. Zij kunnen noch Zijn plannen noch Zijn bedoelingen verijdelen. Merk op: De macht van de vijanden van de kerk is slechts als het bruisen van grote wateren, er is meer gedruis dan substantie in, Farao, de koning van Egypte is maar een gedruis, Jeremia 46:1,. De vrienden van de kerk zijn gewoonlijk meer verschrikt dan geschaad, God is geweldiger dan dit gedruis, Hij is machtig om de belangen Zijns volks ervoor te behoeden om door deze vele wateren in het verderf te worden gestort en het hart Zijns volks ervoor te behoeden om door hun gedruis te worden verschrikt. Hij kan, als het Hem behaagt, vrede gebieden voor de kerk, Psalm 65:8, vrede gebieden in de ziel, Jesaja 26:3. De onbeperkte heerschappij en onweerstaanbare macht van de grote Jehovah zijn zeer bemoedigend voor het volk van God met betrekking tot al het geraas en gewoel in de wereld, Psalm 46:2, 3.
5. Hij regeert in waarheid en heiligheid vers 5. Al Zijn beloften zijn onverbreekbaar getrouw: uw getuigenissen zijn zeer getrouw. Gelijk God machtig is om Zijn kerk te beschermen, zo is Hij ook getrouw aan de beloften, die Hij gedaan heeft voor haar veiligheid en overwinning. Zijn woord is gegeven, en alle heiligen kunnen er op vertrouwen. Al wat er betreffende het koninkrijk van de Messias voorzegd was, zal ter bestemder tijd vervuld worden. Deze getuigenissen, waarop het geloof en de hoop van de Oud-Testamentische heiligen gebouwd waren, zijn zeer vast, zeer getrouw en zullen niet falen. Al Zijn volk behoort nauwgezet rein te wezen, de heiligheid is Uwen huize sierlijk, Heere tot lange dagen. Gods kerk is Zijn huis, het is een heilig huis, gereinigd van de zonde, geheiligd door God, en gebruikt in Zijn dienst. Zijn heiligheid is zijn schoonheid, niets is sierlijker voor de heiligen dan Gods beeld gelijkvormig te zijn, en geheel en al toegewijd te zijn aan Zijn eer, en het is van dit huis de sterkte en de veiligheid. Het is de heiligheid van Gods huis, die het beveiligt tegen de vele wateren en hun gedruis waar reinheid is daar zal vrede zijn. De mode verandert, en wat in de ene tijd sierlijk is, is het niet op een andere tijd, maar heiligheid is de huize Gods en Zijn gezin altijd sierlijk evenals aan allen die er toe behoren, zij is altijd betamelijk en de aanbidders van de heilige God betaamt niets zo weinig als onheiligheid.