Ga naar inhoud

Romeinen

EEN VERKLARING MET PRACTISCHE OPMERKINGEN VAN DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS AAN DE ROMEINEN.🔗

Inleiding op de brief aan de Romeinen.

Indien wij het ene gedeelte der Schrift met het andere mogen vergelijken, en aandacht wijden aan de mening van sommige Godvrezende mensen, dan moet erkend worden dat in het Oude Testament de psalmen Davids en in het Nieuwe Testament de brieven van Paulus sterren van de eerste grootte zijn, die van de andere sterren in heerlijkheid verschillen. Zeker, de gehele Schrift is een brief uit de hemel aan de aarde, maar zij bevat veel meer brieven, van onderscheiden aard, van Paulus dan van een der andere schrijvers, want hij was de voornaamste der apostelen en had overvloediger gearbeid dan zij allen.

Ik twijfel er niet aan, of zijn natuurlijke gaven waren zeer schitterend; zijn verstand was vlug en doordringend; zijn wijze van uitdrukking was vloeiend en rijk van taal; zijn genegenheden, in welke richting ook, waren zeer warm en ijverig, en zijn beslistheid was moedig en ondernemend. Dat alles maakte hem vóór zijn bekering tot een zeer bitter en voortvarend vervolger. Maar toen de sterke gewapende man over-meesterd was, toen de sterkere over hem gekomen was om zijn buit te roven en al de eigenschappen van zijn tegenstander te heiligen, toen werd deze de bekwaamste en ijverigste prediker; beter geschikt om zielen te winnen dan enig ander. Wij hebben van hem in de canon der Heilige Schrift veertien brieven.

Het is zeer waarschijnlijk dat hij in de loop van zijn bediening verscheidene meer schreef, die overvloedig nuttig zouden zijn voor lering, vermaning enzovoort. Maar aangezien die niet door Goddelijke ingeving geschreven waren, werden ze niet opgenomen als canonieke schriften en zijn ze ook niet voor ons bewaard. Er bestaan zes brieven, die naar gezegd wordt door Paulus aan Seneca geschreven zijn, en acht brieven van Seneca aan Paulus, brieven die ook door sommigen van de ouden vermeld worden. Maar reeds bij vluchtige kennismaking blijkt dat ze verdacht, dat ze onecht zijn.

De brief aan de Romeinen heeft de eerste plaats gekregen, niet omdat hij vóór de anderen geschreven werd, maar omdat hij in velerlei opzicht de voortreffelijkste is: omdat hij een van de langste is en de meeste onderwerpen behandelt; en misschien ook om de belangrijkheid van de plaats waarheen hij geschreven werd. Chrysostomus verlangde dat deze brief hem elke week tweemaal voorgelezen werd.

Uit sommige volzinnen uit de brief kan men opmaken dat hij geschreven werd in het jaar onzes Heeren 56, en wel te Corinthe, terwijl Paulus zich daar korte tijd ophield op zijn reis naar Troas. (Hand. 20: 5, 6). Hij beval bij de Romeinen aan Phebé, een dienares van de gemeente te Kenchrea (Hoofdstuk 16) welke plaats bij Korinthe behoorde. Hij noemt Gajus zijn huiswaard, of de man bij wien hij inwoonde (Hoofdstuk 16: 23); en deze was een Corinthiër, niet dezelfde aIs Gajus van Derbe, die in Handelingen 20 genoemd wordt. Paulus was toen op reis naar Jeruzalem, om het geld te brengen dat verzameld was voor de arme heiligen aldaar; en daarvan maakt hij melding in Hoofdstuk 15: 26. De grote verborgenheden in de brief behandeld, konden niet anders dan vele dingen, zwaar om te verstaan, bevatten, Petrus 3: 16, evenals vele andere brieven van Paulus. De wijze van indeling (van deze en van verscheidene andere brieven) is opmerkelijk.

De eerste elf hoofdstukken zijn leerstellig; het verdere gedeelte, de laatste vijf hoofdstukken, is practicaal, om het oordeel te verhelderen en het leven te hervormen. En de beste weg tot recht verstand van de waarheden, in het eerste gedeelte ontwikkeld, is zich te wijden aan en overvloedig te worden in de beoefening van de deugden, die in het laatste gedeelte voorgeschreven worden; want „indien iemand wil deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen dat zij uit God is". Joh. 7: 17.

I. Het leerstellig gedeelte van dezen brief onderwijst ons:
1. Betreffende de weg der verlossing:
A. Dat de grondslag gelegd is in rechtvaardigmaking, en dat niet door de natuurlijke werken der Heidenen (Hoofdstuk 1); ook niet door de werken der wet van de Joden (Hoofdstuk 2, 3); want beiden, Joden en Heidenen, zijn aan de vloek onderworpen; maar alleen door het geloof in Jezus Christus (Hoofdstuk 3: 21 en verv.).
B. De delen van deze verlossing zijn:
a. Vrede met God (Hoofdstuk 5).
b. Heiligmaking (Hoofdstuk 6, 7).
c. Verheerlijking (Hoofdstuk 8.)
2. Betreffende de personen, die verlost zijn; zij die behoren tot de uitverkiezing uit genade (Hoofdstuk 9) heidenen en Joden (Hoofdstuk 10 en 11). Hier blijkt dat de onderwerpen, die hij behandelt, de „tegenwoordige waarheid” zijn, gelijk Petrus ze noemt (2 Petrus 1: 12). Aan twee dingen stootten de Joden zich toen: aan de rechtvaardigmaking door het geloof zonder de werken der wet, en aan de toelating van de heidenen tot de gemeente, en daarom tracht hij die beide dingen op te helderen en hen daarvan te overtuigen.

II. Hierop volgt het practicale gedeelte, waarin wij vinden: 1. Enige algemeen vermaningen geschikt voor alle Christenen (Hoofdstuk 12). 2. Besturingen voor ons gedrag als leden van de maatschappij (Hoofdstuk 13). 3. Regelen voor het gedrag van de Christenen jegens elkander, als leden van de Christelijke gemeente (Hoofdstuk 14-15: 14).

III. Thans gaat hij over tot het slot van de brief; hij geeft de reden voor zijn schrijven op (Hoofdstuk 15: 14-16); deelt een en ander mede omtrent hemzelf en zijn zaken (v. 17-21); belooft hen te zullen bezoeken (v. 22-29); vraagt hun voorbeden (v. 30-33); zendt bijzondere groeten aan vele van zijn vrienden daar (Hoofdstuk 16: 1-16); waarschuwt hen tegen degenen die scheuringen maken (v. 17-20); brengt de groeten over van de vrienden die bij hem zijn (v. 21-23); en eindigt met zegenbede voor hen en lof verheffing van God (v. 24-27).